4.3.2 De prestaties van het instrument zijn afhankelijk van de absorptie van de golflengte voor oxyhemoglobine en
deoxyhemoglobine. Als er stoffen aanwezig zijn die deze golflengte absorberen kan dit leiden tot valse of lage
SpO2-waarden. De volgende stoffen kunnen van invloed zijn op deze waarden:
carboxyhemoglobine
o
methemoglobine
o
methyleen blauw
o
donkerblauw karmozijn
o
4.3.3 Een extreem felle verlichting kan de SpO2-meting beïnvloeden. Gebruik dan een halfdoorschijnende of
ondoorschijnende bedekking om de sensor af te schermen. De pulssensor moet afgeschermd worden van
lichtbronnen of infrarood lamp.
4.3.4 Andere factoren
Elektrochirurgische interferentie met een hoge intensiteit vanuit externe apparatuur, waaronder
o
defibrillatoren.
Plaatsen van een sonde op een extremiteit waarop een bloeddrukmanchet, een intraveneuze catheter of
o
intravasculaire lijn is aangesloten;
De patiënt lijdt aan hypotensie, ernstige vernauwing van de bloedvaten, ernstige bloedarmoede, of
o
hypothermie;
Een slagaderlijke occlusie vlakbij de sonde.
o
Waarschuwingen!
Gebruik alleen SpO2 sondes die door de fabrikant worden geleverd. Andere SpO2-sondes kunnen leiden
o
tot foutieve metingen.
Gebruik geen SpO2-sonde met blootliggende optische onderdelen.
o
Bewegelijkheid van de patiënt kan leiden tot inaccurate metingen.
o
Er kan schade aan de huid ontstaan als gevolg van het verkeerd gebruik van de sonde; bijvoorbeeld door
o
de sonde te strak te bevestigen. Inspecteer de huidconditie op de plek waar de sonde is geplaatst of
bevestigd wordt. Indien nodig moet vaker worden gecontroleerd.
In de volgende situaties kan het signaal worden gestoord:
o
de sonde zit te strak;
o
er is te veel licht van lichtbronnen zoals een operatielamp, een bilirubinelamp, of zonlicht. De
o
sensor moet beschermd worden tegen te sterke lichtintensiteit.
een opgeblazen bloeddrukmanchet op dezelfde extremiteit waar de SpO2-sensor aan is
o
bevestigd.
5.1 Alarm setup
Selecteer de [Alarm Setup]-interface in het hoofdmenu. Gebruik de navigatieknoppen om een optie in te
stellen. Druk op MENU om te selecteren en pas dan de optie naar wens aan. Druk weer op de MENU-knop
om uw instellingen te bevestigen.
Beep: Door "Beep" op ON of OFF in te stellen kunt u het pulsgeluid in- of uitschakelen.
5.2 Geschiedenis
Selecteer de [History] (geschiedenis)-interface in het hoofdmenu. De subopties zijn te vinden in deze
interface. Bekijk Afb. 5-2.
5.2.1 Bladeren door gegevens
Selecteer de "Data Browse" (bladeren door gegevens)-interface zoals aangegeven in Afb. 5-3. Door op
LINKS/OMLAAG te drukken kan de gebruiker terugkeren naar de vorige pagina met opties. Door op
RECHTS/OMHOOG te drukken kan de gebruiker naar de volgende pagina met opties gaan.
De pulsoximeter kan de alarmeringsparatmeters met een rode kleur opslaan. Druk op MENU om terug te
gaan naar de vorige interface.
5. Andere instellingen
Afb. 5-1
Afb. 5-2
71
DUTCH