2. Nachtmodus / Dagmodus selecteren en
bevestigen.
4.11.2 Apparaattaal wijzigen
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Taal selecteren selecteren.
3. De gewenste taal selecteren en bevestigen.
4.11.3 Datum en tijd instellen
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Datum en tijd selecteren.
3. Datumnotatie selecteren, de datumnotatie
selecteren en bevestigen.
4. Datum instellen selecteren, de datum instellen en
bevestigen.
5. Tijd instellen selecteren, de tijd instellen en
bevestigen.
Omschakeling tussen zomer- en wintertijd moet
handmatig door de gebruiker geschieden.
Bij gebruik van het test- en kalibratiestation X-dock is
automatische tijdsynchronisatie mogelijk.
4.11.4 Stille modus activeren
De stille modus kan op het gasmeetinstrument
gedurende 15 minuten worden geactiveerd. Bij een
geactiveerde stille modus zijn vibratie en hoorn
gedeactiveerd. Met behulp van de PC-software Dräger
CC-Vision is een blijvende deactivatie mogelijk.
De gecertificeerde meetfunctie wordt gedeactiveerd
wanneer de stille modus permanent is geactiveerd.
4.11.5 Vangbereik activeren of deactiveren
1. Apparaatinstellingen oproepen.
2. Vangbereiken selecteren.
3. Vangbereik activeren of deactiveren.
4. Het gasmeetinstrument uit- en weer inschakelen om
de nieuwe instelling te accepteren.
Dräger adviseert, de functie Vangbereiken te
activeren.
X-am
®
3500
5
Onderhoud
5.1 Onderhoudsintervallen
Test
Inspecties en onderhoud
door opgeleid, competent
en deskundig personeel.
Signaleringselementen
met de signaaltest contro-
leren
Voor inspecties en onderhoud zie bijv.:
– EN 60079-29-2 – Gasmeetinstrumenten - selectie,
installatie, gebruik en onderhoud van apparatuur
voor de meting van brandbare gassen en zuurstof
– EN 45544-4 – Elektrische apparatuur voor de
directe detectie en directe concentratiemeting van
toxische gassen en dampen – deel 4: Richtlijnen
voor de selectie, installatie, het gebruik en het
onderhoud.
– Nationale regelgevingen
5.2 Kalibratie-intervallen
De betreffende specificaties in het sensorhandboek of
in de gebruiksaanwijzingen/data sheets van de
geïnstalleerde DrägerSensoren in acht nemen.
Aanbevolen kalibratie-intervallen voor DrägerSensoren:
DrägerSensor
CatEx, O
, H
S, H
S LC,
2
2
2
CO LC, SO
, NO
2
2
Sensor vervangen, achteraf monteren of verwijderen,
zie technisch handboek.
5.3 Testgassen
De eigenschappen van het testgas (bijv. relatieve
vochtigheid, concentratie) staan vermeld in het
desbetreffende gegevensblad van de sensor.
De relatieve vochtigheid van het testgas is voor O
sensoren niet van toepassing.
Al naar gelang de kalibratie worden verschillende
testgassen gebruikt.
Onderhoud
Interval
Elke 12 maanden
Automatisch bij elke start
van het apparaat of hand-
matig
Kalibratie-interval
Elke 6 maanden
-
2
nl