3729M6000.book 6 ページ 2018年4月6日 金曜日 午後9時41分
4. Verwijder de uitlaatdemperbeschermer door de drie 6mm-
bouten los te halen.
5. Verwijder de vonkenvanger uit de uitlaatdemper door de schroef
los te halen. (Zorg dat het metaalgaas niet beschadigd raakt.)
Inspectie & reiniging van vonkenvanger
Zie Figuur 15, pagina A-4, Figuur 16, pagina A-4 en Figuur 17,
pagina A-5.
Zoek naar koolaanslag rondom de uitlaatpoort en de
vonkenvanger en reinig zo nodig.
1. Gebruik een borstel om de koolaanslag van het gaas aan de
vonkenvanger te verwijderen. Pas op en beschadig het gaas niet.
Vervang de vonkenvanger als deze breuken of gaten vertoont.
2. Installeer de vonkenvanger, de uitlaatdemper, de bovenkap en
de dop van de brandstoftak in omgekeerde volgorde van de
demontage.
Stel de motor niet in werking wanneer de bovenkap
verwijderd is.
Trek niet aan de terugrolstarthendel wanneer de
bovenkap verwijderd is.
U zou verwondingen kunnen oplopen door de
bewegende delen of verbrandingen door de
uitlaatdemper.
HANDIGE TIPS & SUGGESTIES
UW MOTOR STALLEN
Voorbereiding op stalling
Correct stallen is van groot belang om uw motor in storingsvrije
conditie te houden en er goed te laten uitzien. Met de volgende
stappen voorkomt u dat roest en corrosie de werking en de aanblik
van uw motor verslechteren en zal de motor de volgende keer
weer gemakkelijk starten.
Reinigen
Als de motor heeft gedraaid, laat dan minstens een half uur
afkoelen voordat u gaat reinigen. Reinig de motor aan de
buitenzijde, werk beschadigde lak bij en smeer andere gedeelten
die kunnen roesten licht in met olie.
ATTENTIE
Door te reinigen met water uit een tuinslang of met een
hogedrukreiniger, kan er water in het luchtfilter of in de
uitlaatdemperopening dringen.Water in het luchtfilter wordt
opgezogen door het luchtfilterelement en water dat zo het
luchtfilter of de uitlaatdemper passeert kan in de cilinder
terechtkomen en schade veroorzaken.
Brandstof
ATTENTIE
Afhankelijk van de regio waar u de apparatuur gebruikt, kan de
samenstelling van de brandstof snel verslechteren en oxideren.
Verslechtering en oxidatie van de brandstof kunnen al binnen
30 dagen optreden en kunnen schade veroorzaken aan de
carburateur en/of het brandstofsysteem. Raadpleeg uw
onderhoudsdealer voor aanbevelingen voor opslag.
Benzine zal tijdens stalling oxyderen en gaat dan kwalitatief
achteruit. Met slechte benzine zal de motor moeilijk starten en
blijft er een harsaanslag achter die het brandstofsysteem kan
verstoppen. Als de kwaliteit van de benzine in uw motor tijdens
stalling achteruitgaat, is mogelijk extra onderhoud nodig aan de
carburateur of andere onderdelen van het brandstofsysteem of
moeten deze worden vervangen.
De tijdsduur dat benzine in uw brandstoftank en carbrator kan
gelaten worden, zonder functionele problemen te veroorzaken, hangt
van verschillende factoren af zoals: benzinemenging,
opslagtemperatuur, en of de tank gedeeltelijk of volledig gevuld is.
De lucht in een gedeeltelijke gevulde brandstoftank bevordert
brandstofverval.Warme opslagtemperaturen versnellen het
brandstofverval. Brandstofverval kan binnen de 30 dagen
voorkomen vanaf het houden van brandstof in de brandstoftank, of
zelf minder als de brandstof niet vers was wanneer u de
brandstoftank vulde.
Schade aan het brandstofsysteen om problemen met de prestatie
van de motor die voortvloeien uit het niet-naleven van de
opslagvoorbereiding vallen niet onder de garantie.
Brandstoftank en carburateur aftappen
Zie Figuur 18, pagina A-5.
Benzine is een uiterst licht ontvlambare en
explosieve stof.
U kunt brandwonden of ernstig letsel oplopen in de
omgang met brandstof.
• Zet de motor uit en laat hem afkoelen voordat u
met benzine omgaat.
• Houd warmte, vonken en vlammen uit de buurt.
• Vul de tank uitsluitend buiten.
• Blijf op afstand van uw voertuig.
• Verwijder gemorste brandstof onmiddellijk.
1. Tap de benzine in de tank en de carburateur af in een geschikte
opvangbak voor benzine.
2. Draai de brandstofkraan naar de stand AAN en draai de
carburateuraftapbout los door deze 1 tot 2 slagen linksom te
draaien.
3. Als alle brandstof is afgetapt, draait u de carburateuraftapbout
stevig vast en draait u de brandstofkraan in de stand UIT.
4. Als u de carburateur niet kunt aftappen, tapt u de
brandstoftank met een gewone handpomp leeg in een
hiervoor geschikte opvangbak voor benzine. Gebruik geen
elektrische pomp.
Laat de motor draaien totdat deze stopt vanwege een gebrek
aan brandstof.
Motorolie
1. Ververs de motorolie (zie pagina 4).
2. Verwijder de bougie (zie pagina 5).
3. Giet een theelepel (5–10 cm
4. Trek een paar keer aan het startkoord om de olie in de cilinder
te verdelen.
Zie Figuur 4, pagina A-2.
5. Breng de bougie weer aan.
6. Trek het startkoord langzaam uit totdat u weerstand voelt.
Hiermee sluit u de kleppen en beschermt u deze tegen stof en
corrosie.
7. Smeer corrosiegevoelige onderdelen licht in met olie. Dek de
motor af om stof buiten te houden.
Voorzorgen bij stalling
Als u uw motor stalt met benzine in de brandstoftank en de
carburateur, moet het risico op ontbranding van benzinedamp
zoveel mogelijk worden tegengegaan. Kies een goed
geventileerde stallingruimte, op ruime afstand van apparatuur
met open vuur zoals een fornuis, een waterverwarmer of een
kledingdroger. Vermijd ook een plek met een elektromotor die
vonken produceert of waar elektrisch gereedschap wordt gebruikt.
Kies ook geen stallingruimte die erg vochtig is, want vocht
bevordert roest en corrosie.
Zet de motor om te stallen horizontaal neer. Door te kantelen kan
er brandstof- of olielekkage ontstaan.
NEDERLANDS
3
) schone motorolie in de cilinder.
6