9
BEDIENING EN WERKING VAN DE
AIRCONDITIONER
Controles voordat u het apparaat gaat gebruiken
• Controleer of aardingskabel los of verwijderd is.
• Controleer of het luchtfilter geïnstalleerd is in de binnenunit.
• Controleer of de luchtuitlaat of -inlaat niet geblokkeerd is.
• Schakel de hoofdschakelaar of de onderbrekerschakelaar in om
de airconditioner in te schakelen.
Verwarmingscapaciteit (alleen voor model met warmtepomp)
• Voor verwarmen wordt een warmtepompsysteem gebruikt dat van buitenaf aangezogen lucht verwarmt en in de ruimte blaast.
Wanneer de buitenluchttemperatuur daalt, zal de verwarmingscapaciteit afnemen.
• Wanneer de buitenluchttemperatuur laag is, is het aan te bevelen om de installatie in combinatie met andere
verwarmingsapparatuur te gebruiken.
Ontdooien tijdens verwarmen (alleen voor model met warmtepomp)
• Als in de buitenunit ijsvorming optreedt tijdens verwarmen, zal de besturing de werkingsmodus automatisch omschakelen naar
ontdooien, om de buitenunit op te warmen (gedurende ongeveer 2 tot 10 minuten).
• Tijdens ontdooien worden de ventilatoren van de binnen- en buitenunits gestopt.
3 minuten bescherming
• De buitenunit kan niet binnen 3 minuten opnieuw worden ingeschakeld, nadat de airconditioner werd uitgeschakeld of de AAN/UIT-
schakelaar werd ingeschakeld. Dit is om het systeem te beschermen.
Netstroomonderbreking
• Als er tijdens bedrijf een stroomonderbreking optreedt, worden alle functies gestopt.
• Druk, om het apparaat opnieuw te starten, nogmaals op de AAN/UIT-toets.
Draaien van ventilator van een apparaat dat gestopt is
• Terwijl andere binnenunits in bedrijf zijn, zal de ventilator van de binnenunits die "standby" staan elk uur gedurende enkele minuten
draaien.
Beveiliging (Hogedrukschakelaar)
De hogedrukschakelaar stopt de airconditioner automatisch wanneer de airconditioner te zwaar belast wordt.
Als de beveiliging ingeschakeld is, zal de verklikkerlamp In bedrijf branden, maar de airconditioner niet werken.
Controleer, wanneer de beveiliging ingeschakeld is, of de melding "
De beveiliging zal in de volgende gevallen ingeschakeld worden.
<Koelen>
• Wanneer de luchtinlaat of luchtuitlaat van de buitenunit geblokkeerd is.
• Wanneer er voortdurend een sterke wind tegen de luchtuitlaat van de buitenunit waait.
<Verwarmen>
• Wanneer er veel stof of vuil op het luchtfilter van de binnenunit is neergeslagen.
• Wanneer de luchtuitlaat van de binnenunit geblokkeerd is.
Koelen/verwarmen van de modulaire multisysteem airconditioner
• Bij de modulaire multisysteem airconditioner kan elke binnenunit afzonderlijk bediend worden.
Het is echter niet mogelijk om gelijktijdig te koelen en te verwarmen met behulp van de binnenunits die verbonden zijn met
dezelfde buitenunit. Wanneer koelen en verwarmen gelijktijdig ingeschakeld worden, zal de koelende binnenunit stoppen en wordt
"
" in het display daarvan weergegeven. De verwarmende binnenunit blijft in bedrijf. Als de manager de functie koelen of
verwarmen onveranderlijk heeft ingesteld, is het niet mogelijk om een andere functie te selecteren. Wanneer een andere functie
dan de ingestelde functie geactiveerd wordt, wordt "
Kenmerken bij verwarmen (alleen voor model met warmtepomp)
• Wanneer het apparaat ingeschakeld wordt, zal het niet meteen warme lucht uitblazen.
Na ongeveer 3 tot 5 minuten (afhankelijk van de ruimte en/of de buitenluchttemperatuur) zal de warmtewisselaar van de binnenunit
opgewarmd zijn, waarna er warme lucht uitgeblazen wordt.
• Tijdens bedrijf kan de buitenunit stoppen als de buitenluchttemperatuur te hoog wordt.
• Wanneer andere buitenunits verwarmen terwijl de ventilator ingeschakeld is, zal de ventilator tijdelijk uitgeschakeld wordt om te
voorkomen dat warme lucht uitgeblazen wordt.
Gebruikscondities voor de airconditioner
Gebruik de airconditioner, voor optimale prestaties, alleen onder de volgende temperatuurscondities:
Buitenluchttemperatuur : –5 °C tot +43 °C (droge bol)
Kamertemperatuur
Koelen
LET OP
Buitenluchttemperatuur : –15°C tot 15.5°C (natte bol)
Verwarmen
Kamertemperatuur
Als de airconditioner wordt gebruikt buiten de hierboven genoemde condities, is het mogelijk dat de beveiligingen van het apparaat
geactiveerd worden.
" in het display weergegeven en wordt het apparaat uitgeschakeld.
: 21 °C tot 32°C (droge bol), 15°C tot 24 °C (natte bol)
Relatieve luchtvochtigheid in de ruimte: lager dan 80 %. Als de airconditioner bij
temperaturen buiten deze bereiken wordt gebruikt, kan condensvorming optreden.
: 15°C tot 28°C (droge bol)
Schakel de voedingsspanning minimaal
12 uur voordat u het apparaat gaat gebruiken in.
" in het display van de afstandsbediening knippert.
166
WAARSCHUWING
Nederlands-22