Nederlands
Dutch
4.2 Werking CPR in noodgevallen
CPR moet gebeuren op een stevig oppervlak. Als zich dus
bij een noodgeval een ademstilstand voordoet terwijl de
patiënt op de matras ligt, moet de matras afgelaten worden.
Dit kan snel gebeuren door aan de CPR-tag aan het
hoofdeinde van de matras, aan de rechterzijde van de
patiënt te trekken. De snelkoppeling op de pompeenheid
kan ook worden afgekoppeld om de lucht nog sneller af te
laten.
4.3 Instelling van de druk
De gebruikers kunnen de druk van de luchtmatras naar wens regelen met behulp van de
comforttoetsen. Raadpleeg uw arts voor de geschikte instelling.
De patiënt kan op de matras liggen nadat de pomp in de alternerende modus werkt; dit wijst erop
dat de druk het ingestelde niveau bereikt heeft.
NOTA - Controleer of de geschikte druk geselecteerd is door een hand tussen de
opgeblazen luchtcellen en de bips van de patiënt te plaatsen. De gebruikers mogen
maar een minimaal contact voelen.
Als de pomp uitgerust is met een alarmzoemer, zal de lagedrukindicator branden tot de
lagedruksituatie is verholpen.
4.4 Lagedrukfunctie
Als zich een abnormaal lagedruktoestand voorgedaan heeft, zal de lagedrukindicator (gele LED)
gaan branden. Controleer of de aansluitingen correct zijn en of ze goed aangesloten zijn volgens
de installatie-instructies.
NOTA - Als het drukniveau consistent laag blijft, controleer dan of er een lekkage is
(leidingen of aangesloten slangen). Vervang indien nodig de beschadigde buizen of
slangen. Of neem contact op met uw officiële verdeler voor de reparatie.
Als de pomp uitgerust is met een alarmzoemer, zal het alarm zoemen en zal de lagedrukindicator
branden als de luchtdruk lager is dan normaal. Druk gewoon op d eknop Mute op het paneel om het
alarm stil te schakelen. De lagedrukindicator blijft echter branden tot de lagedrukteoestand verholpen
is.
104