- Patiënten die lijden aan ernstige aspiratie.
- Patiënten met ernstige obstructie in het gebied van
de tracheacanule of in de bovenste luchtwegen, zoals
bij trachea- en/of larynxstenose, omdat hierdoor lucht
ingesloten kan raken.
- Patiënten met zeer dik en overvloedig slijm waardoor het
hulpmiddel verstopt kan raken.
Gebruik de spreekklep NIET:
- in combinatie met een tracheacanule met een cuff in opgeblazen
toestand. De cuff moet volledig leeg zijn voordat de spreekklep
wordt geplaatst en gedurende het gehele gebruik ervan.
- in combinatie met een tracheacanule met een cuff van schuim.
- in combinatie met een tracheacanule met een zelfopblazende
cuff.
- wanneer de tracheacanule dusdanig groot is dat er geen
lucht door de bovenste luchtwegen kan stromen.
- in combinatie met een endotracheale tube.
Gebruik van de spreekklep in deze omstandigheden kan
de uitademing door de bovenste luchtwegen beperken en
verstikking veroorzaken!
Gebruik de spreekklep NIET tijdens het slapen, want de
luchtweg kan dan onbedoeld worden afgesloten. Tijdens het
slapen moet in plaats daarvan de HME DigiTop (kapje) worden
gebruikt (in combinatie met HME 15 of 22) (afbeelding 2a of 2b).
1.3 Beschrijving van de hulpmiddelen
De spreekklep, de HME DigiTop en de HME DigiTop O
worden allemaal gebruikt om het spreken mogelijk te maken.
Spreekklep en HME 15 / 22
De herbruikbare spreekklep wordt gebruikt in combinatie
met een HME (Heat and Moisture Exchanger; warmte- en
vochtwisselaar) van 15 mm of 22 mm. De HME wordt zodanig
geplaatst dat rechtstreeks contact tussen de spreekklep en de
luchtwegen wordt voorkomen. Hierdoor wordt voorkomen dat
de spreekklep verstopt of vervuild raakt met slijm.
De spreekklep heeft twee standen: de spreekstand en de
HME-stand.
In de spreekstand wordt in de luchtstroomopeningen een
fl exibel membraan geplaatst dat werkt als een eenrichtingsklep.
Deze opent zich bij de inademing, zodat de patiënt door het
hulpmiddel heen kan inademen. Tijdens de uitademing blijft
2
39