Pagina
BRAIN 03 / BRAIN 04
Gids voor de installateur
LEDS
POWER
Voeding via ringtransformator
FCC1
Eindschakelaar voor sluiten motor 1 niet bezet
FCA1
Eindschakelaar voor openen motor 1 niet bezet
FCC2
Eindschakelaar voor sluiten motor 2 niet bezet
FCA2
Eindschakelaar voor openen motor 2 niet bezet
STOP
Stop-commando niet geactiveerd
FSW CL
Veiligheidsinrichting voor sluiten niet bezet
FSW OP
Veiligheidsinrichting voor openen niet bezet
De status van de leds met de poort gesloten, de besturingseenheid gevoed en beide eindschakelaars geïnstalleerd, is
vetgedrukt weergegeven.
Als er geen eindschakelaars worden gebruikt, moeten de bijbehorende ingangen worden doorverbonden, de leds FCC1,
FCA1, FCC2 en FCA2 moeten branden.
Als er geen STOP-voorzieningen worden aangesloten, moet deze ingang worden doorverbonden, de led STOP moet
branden.
Als er geen veiligheidsinrichtingen worden gebruikt, moeten de bijbehorende ingangen worden doorverbonden, de
leds FSW CL en FSW OP moeten branden.
De besturingseenheid is voorzien van een handig display voor de weergave van de bedrijfsparameters en de programmering
daarvan.
Tijdens de normale werking geeft dit display de status van de poort weer. De weergegeven waarden staan in de volgende
tabel:
WEERGEGEVEN
WAARDE
- -
Poort in ruststand
O P
Poort gaat open of is open
t c
Poort open in pauze (alleen als de automatische sluiting is geactiveerd)
C L
Poort gaat dicht
De bedrijfsparameters van de besturingseenheid worden aangegeven met twee lettertekens: een letter, hoofd- of kleine letter,
en een cijfer. De letter identificeert de paragraaf die wordt gewijzigd, terwijl het cijfer de ingestelde waarde aangeeft. Als op
het display bijvoorbeeld "A2" verschijnt, betekent dit dat de kracht van de motor en de gevoeligheid van de elektronische
koppeling wordt A gewijzigd, en dat de waarde op dat moment 2 is.
Alvorens met het instellen van de bedrijfsparameters te beginnen moetent het type werking van de besturingseenheid
– met of zonder encoder - (zie paragraaf 6), en de eventuele extra duw worden gekozen.
Volg de volgende instructies om toegang te krijgen tot het instellen van de bedrijfsparameters:
1.
Schakel, zodra alle noodzakelijke aansluitingen zijn uitgevoerd, de voeding naar de installatie in, en controleer of alle
signaleringsleds zich in de toestand bevinden die in paragraaf 8 is weergegeven.
Het display geeft de waarde "--" weer.
2.
3.
Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de naam en de waarde van de eerste parameter worden
weergegeven.
4.
Druk op toets P1 om de waarde van de parameter te wijzigen.
5.
Druk op toets P2 om naar de volgende parameter te gaan.
6.
Als 60 seconden zijn verstreken zonder dat er een toets is aangeraakt, verlaat de besturingseenheid de regelmodus. Het
is mogelijk de regelmodus handmatig te verlaten, door met de toets P2 door alle parameters te lopen. Wanneer het
display de waarde "--" weergeeft, bent u teruggekeerd naar de normale werking.
In de volgende tabel zijn alle instelbare parameters en de toekenbare waarden weergegeven.
DISPLAY
Instellen van de gevoeligheid van de elektronische koppeling en de kracht van de motor.
A1
Kracht motor minimaal, obstakelgevoeligheid hoog
A2
Kracht motor gemiddeld-laag, obstakelgevoeligheid gemiddeld-hoog
A3
Kracht motor gemiddeld-hoog, obstakelgevoeligheid gemiddeld-laag
A4
Kracht motor groot, obstakelgevoeligheid laag
8. CONTROLELEDS
AAN
9. WERKING VAN HET DISPLAY
STATUS POORT
10. AFSTELLEN VAN DE BEDRIJFSPARAMETERS
BESCHRIJVING
UIT
Voeding op batterijen of geen voeding
Eindschakelaar voor sluiten motor 1 bezet
Eindschakelaar voor openen motor 1 bezet
Eindschakelaar voor sluiten motor 2 bezet
Eindschakelaar voor openen motor 2 bezet
Stop-commando geactiveerd
Veiligheidsinrichting voor sluiten bezet
Veiligheidsinrichting voor openen bezet