Pagina
BRAIN 03 / BRAIN 04
Gids voor de installateur
1.
Ontgrendel de motorreductoren, zet de vleugels half open, vergrendel de aandrijvingen weer.
2.
Schakel de voeding naar de besturingseenheid in en controleer of op het display de waarde "--" wordt
weergegeven.
3.
Druk de knop P2 in, en houd hem ingedrukt tot op het display de eerste parameter en de waarde daarvan worden
weergegeven.
4.
Geef een commando OPEN A met een willekeurige inrichting die op deze ingang is aangesloten, het display geeft de
waarde "Pr" aan en de vleugels beginnen te bewegen. De eerste manoeuvre die de vleugels uitvoeren moet een
sluitingsbeweging zijn. Als dat niet het geval is, dan moet de beweging van de poort worden stilgezet door op "RESET" te
drukken. Schakel de spanning uit en draai de draden om van de motor(en) die de openingsbeweging heeft (hebben)
uitgevoerd. Herhaal de programmeerfase vanaf punt 1.
5.
Zodra de mechanische aanslag voor het sluiten is bereikt, maken de motorreductoren een pauze van ongeveer 2
seconden, waarna ze opnieuw beginnen met een manoeuvre voor volledige opening tot de poort de mechanische
aanslag of de eindschakelaar voor opening bereikt.
6.
Als de open positie is bereikt, begint de pauzetijd voor het automatisch sluiten – ook als is deze functie nog niet geactiveerd
- te lopen.
Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, opnieuw een impuls OPEN A en de poort begint de sluitingsfase.
7.
8.
Zodra de aanslag voor het sluiten of de betreffende eindschakelaar is bereikt, is de programmeerfase beëindigd, en
geeft het display de waarde "--" weer.
Tijdens de hele programmeerfase toont het display de waarde "Pr".
Gedurende de hele programmeerfase blijft de waarschuwingslamp branden.
Gedurende de programmeerfase beweegt de deur op vertraagde wijze.
Een zeer belangrijke veiligheidsinrichting; de kalibratie blijft ook op lange termijn constant zonder aan slijtage onderhevig te
zijn.
Zoals aangegeven in paragraaf 7 kunnen met deze besturingseenheid eventuele obstakels tijdens de beweging van de poort
op twee wijzen worden gedetecteerd: ampèremetrisch (herkenning obstakel door variatie van de door de motoren opgenomen
stroom) en door middel van een encoder.
Beide modi zijn zowel tijdens het sluiten als tijdens het openen van de poort op de volgende wijze actief:
Tijdens het openen: als een obstakel wordt gedetecteerd, wordt de beweging van de vleugels omgekeerd tot de poort
helemaal dicht is. Wanneer de sluitingsfase beëindigd is, blijft de poort wachten op een OPEN-commando
om de werking te hervatten. Als het obstakel niet wordt verwijderd, blijft de poort de beweging omkeren,
en stopt hij zodra hij de mechanische aanslag voor het sluiten heeft bereikt.
Tijdens het sluiten: als een obstakel wordt gedetecteerd, keert de poort de beweging van de vleugels om tot ze helemaal open
zijn. Zodra de mechanische aanslag voor het openen is bereikt, begint de besturingseenheid, afhankelijk
van de ingestelde logica, de pauzetijd af te tellen of wacht zij op een OPEN-commando om het sluiten van
de poort te hervatten. Als de sluitingsmanoeuvre is gestart, wordt, als het obstakel niet wordt verwijderd, de
beweging van de vleugels opnieuw omgedraaid tot de poort helemaal open is, zonder dat de eventuele
automatische sluiting wordt gedeactiveerd. Als na vier keer achter elkaar ingrijpen het obstakel niet is
verwijderd, stopt de besturingseenheid de beweging van de vleugels vlak voor het obstakel en gaat zij
op STOP , terwijl de eventuele automatische sluiting van de poort wordt gedeactiveerd. Om de normale
werking te hervatten moet het obstakel worden verwijderd, en moet vervolgens een OPEN-commando
worden gegeven.
In de laatste 5 cm voor de mechanische aanslagen voor het openen en sluiten stopt de besturingseenheid de poort
zonder de beweging van de vleugels om te keren.
ZEKERING
BEVEILIGING
F1=T10A
Voeding
24Vac
250V - 5x20
De houder voor buiten biedt plaats voor de centrale, de ringtransformator en eventuele (optionele) bufferbatterijen.
Volg de specifieke instructies om de ringtransformator en de kaarthouder te monteren.
Volg de volgende instructies om de elektronische kaart te monteren:
1.
Zet de bijgeleverde afstandsstukken (Fig. 11 Ref. a) op de zuiltjes die met de volgende letters zijn aangegeven: A-C-
I-P-Q-G.
2.
Bevestig de kaart met behulp van de bijgeleverde schroeven (Fig. 11 Ref. b).
De afstandsstukken die bij de letters A & P zijn geplaatst dienen enkel als steun voor de kaart.
Sluit de voor de installatie noodzakelijke kabels aan.
3.
4.
Zie voor de plaatsing en de bekabeling van de batterijen-kit de bijbehorende instructies.
Als de batterijen-kit wordt gebruikt is het VERPLICHT het voorgedrukte gat aan de onderkant van de houder (Fig. 12 Ref.
a) open te maken, zoals vereist door de geldende veiligheidsvoorschriften.
12. WERKING VAN DE ELEKTRONISCHE KOPPELING
13. ZEKERINGEN
ZEKERING
BEVEILIGING
F2=
Voeding
Zelfherstellend
accessoires
14. BEVESTIGING KAART
ZEKERING
BEVEILIGING
F3=
Uitgang batte-
Zelfherstellend
rijenlader
ZEKERING
BEVEILIGING
Uitgang
F4=
waarschuwin-
Zelfherstellend
gslamp