6.5
Hoofdschakelaar
Hoofdschakelaar
1
Accu gescheiden
2
Accu verbonden
3
De hoofdschakelaar onderbreekt de elektrische toevoer-
leiding naar de startermotor.
Wordt bij een draaiende motor de hoofdschakelaar be-
diend (accu gescheiden), dan gaat de motor uit.
Scheid de accu altijd bij een afgezet voertuig.
6.6
Bestuurderscabine
De bestuurder wordt beschermd tegen blikseminslag in de
bestuurderscabine.
De bestuurderscabine heeft een kantelbeveiligingsstruc-
tuur (ROPS), die omkantelen na kantelen voorkomt.
De bestuurderscabine heeft geen beschermende structuur
voor vallende voorwerpen (FOPS).
De bestuurderscabine heeft geen bescherming tegen bin-
nendringende objecten (OPS).
Gebruik altijd de veiligheidsgordel.
6.6.1 Deuren
Schuifvenster
1
Deuropener
2
Contactsleutel
3
De bestuurdersdeur bevindt zich in rijrichting links, de
nooduitgang rechts.
De greep aan B-stijl kan als in- en uitstaphulp worden ge-
bruikt.
Sluit beide deuren na het parkeren van het voertuig met de
contactsleutel af.
206
6.6.2 Nooduitgang
De nooduitgang bevindt zich in rijrichting rechts.
Deuropener
1
Nooduitgang openen door aan de deuropener te trekken.
6.6.3 Noodhamer
De noodhamer bevindt zich bovenaan rechts achter de
nooduitgang.
Noodhamer
1
In geval van nood de ruiten met de noodhamer vernieti-
gen.
Instructie
Beide zijruiten en de achterruit kunnen worden ingesla-
gen.
6.6.4 Binnenverlichting
Links gedrukt: Verlichting ingeschakeld
1
Middenpositie: De verlichting wordt met het openen van
2
een deur ingeschakeld
Rechts gedrukt: Verlichting uitgeschakeld
3
Nederlands