N E D E R L A N D S
6
WERKING
6.1 INSTELLING VAN DE LICHTSTERKTE
Nadat u de lichtkabel hebt aangesloten, verschijnt er een logo op het scherm [L2] dat de "iris"-stand
aangeeft.
Door op het instelwiel [S2] te drukken of eraan te draaien, kan de gebruiker deze stand verlaten en het
licht vrijgeven. Er verschijnt dan een bargraph die de lichtsterkte weergeeft [L2].
De rotatie van het gekartelde instelwiel [S2] in de richting van de wijzers van de klok maakt het mogelijk
de lichtsterkte te verhogen. Door het instelwiel te laten draaien in de tegengestelde richting van de wijzers
van de klok wordt de lichtsterkte verlaagd.
Een lege bargraph wijst erop dat de bron geheel is uitgeschakeld, terwijl een volle bargraph betekent
dat de bron een maximale lichtsterkte afgeeft.
De LED heeft ongeveer 10 seconden nodig om haar kleurtemperatuur te
stabiliseren. Wij adviseren deze tijd te laten verstrijken voordat u de wittint instelt op
de camera.
Wij adviseren eveneens de wittint in te stellen als de instelling van de lichtsterkte
wordt gewijzigd.
6.2 GEHEUGENINRICHTING VERMOGENSNIVEAU
Om de ledbron in de "iris"-stand te zetten, hoeft u enkel op het instelwiel [S2] te drukken. Door opnieuw
op deze knop te drukken, schakelt u het lichtvermogen terug naar de vorige instelling.
Zo blijft de vorige ingestelde lichtsterkte ook behouden wanneer de ledbron opnieuw wordt opgestart,
nadat hij van de stroomtoevoer werd losgekoppeld.
011563 C - 11/2013
99