Celconstante; Procedure Nulkalibratie - Hach Polymetron 9523 Manual Básico Del Usuario

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 94
Gebruik lucht (nulkalibratie) en het procesmonster om de kalibratiecurve te definiëren. Wanneer het
procesmonster wordt gebruikt, moet de referentiewaarde worden bepaald met een tweede verificatie-
instrument.

7.3.2 Celconstante

Zorg er voor het uitvoeren van een kalibratie voor dat de sensorcelparameters juist zijn.
1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE
(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).
2. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan
de toegangscode in.
3. Selecteer CELL CONSTANT (celconstante) en druk op enter.
4. Conductiviteitscontactsensoren: selecteer het K-bereik van de cel voor de sensor (0,01, 0,1 of
1,0) en voer daarna de daadwerkelijke K-waarde in zoals aangegeven op het label dat aan de
sensor bevestigd is.
Inductieve conductiviteitssensoren: voer de daadwerkelijke K-waarde in zoals aangegeven op
het label dat aan de sensor bevestigd is.
7.3.3 Temperatuurkalibratie
Het wordt aanbevolen de temperatuursensor eenmaal per jaar te kalibreren. Kalibreer de
temperatuursensor voordat de meetsensor gekalibreerd wordt.
1. Meet de temperatuur van het water met een nauwkeurige thermometer of onafhankelijk
instrument.
2. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>CALIBRATE (sensorinstellingen /
kalibreren).
3. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan
de toegangscode in.
4. Selecteer 1 PT TEMP CAL (1-punts temperatuurkalibratie) en druk op enter.
5. De bruto temperatuurwaarde wordt weergegeven. Druk op enter.
6. Voer de juiste waarde in indien deze afwijkt van hetgeen wordt weergegeven en druk op enter.
7. Druk op enter om de kalibratie te bevestigen. De temperatuuroffset wordt weergegeven.

7.3.4 Procedure nulkalibratie

Gebruik nulkalibratie om het unieke nulpunt van de sensor te bepalen.
1. Verwijder de sensor uit het proces. Gebruik een schone doek om de sensor droog te vegen.
2. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE
(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).
3. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan
de toegangscode in.
4. Selecteer ZERO CAL (nulkalibratie) en druk op enter.
5. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:
Optie
Beschrijving
ACTIVE (actief) Het instrument verstuurt de huidige, tijdens de kalibratieprocedure gemeten uitvoerwaarde.
HOLD
De uitgangswaarde van de sensor is tijdens de kalibratieprocedure tegen de huidige
gemeten waarde vastgehouden.
TRANSFER
Tijdens kalibratie wordt een voorgedefinieerde uitgangswaarde verstuurd. Raadpleeg de
handleiding van de controller om de voorgedefinieerde waarde te wijzigen.
6. Houd de droge sensor in de lucht en druk op enter.
7. Bekijk het kalibratieresultaat:
Nederlands 203

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido