Ketelruimte En Verluchting; Aansluiting Van De Installatie; Filter Op De Gasleidingen - Sime EKO OF Serie Para El Instalador

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 87
2
INSTALLATIE
IT
GB
De installatie moet als vast beschouwd
worden en mag uitsluitend door gespe-
cialiseerde en deskundige bedrijven tot
FR
stand gebracht worden in overeen-
stemming met de betreffende wette-
BE
lijke voorschriften en de aanwijzingen
die in deze handleiding opgenomen zijn.
DE
ES
2. 1
KETELRUIMTE EN
VERLUCHTING
De ketels van de reeksen "EKO 3/4
OF – 3/4 OF PVA" hebben geen hoge-
re capaciteit dan 35 kW en kunnen
dus in huiselijke ruimten geplaatst wor-
den bij uitwisseling of in een technisch
geschikte ruimte.
Het is absoluut noodzakelijk dat in de
ruimten waar zich de gastoestellen
met open kamer bevinden voldoende
lucht binnenstromen kan dan er ver-
langd wordt door de geregelde ver-
branding van het verbruikte gas door
de verschillende toestellen.
Men moet daarom voor een goed bin-
nenstromen van de lucht in de ruimten
openingen in de buitenwanden aan-
brengen die aan de volgende vereisten
voldoen:
- Een totale vrije doorsnede van ten-
2
minste 6 cm
voor iedere kW van
geïnstalleerd warmtevermogen bezit-
ten en in ieder geval niet lager dan
2
100 cm
.
- Zich zo dicht mogelijk en vrij op de
hoogte van de vloer bevinden, en
beschut door een rooster, dat niet de
nuttige doorsnede van de luchtdoor-
laat vermindert.
De modellen "EKO 5/12 OF" met een
hogere capaciteit dan 35 kW moeten
in een technische ruimte geplaatst
worden waarvan de afmetingen en de
overige eigenschappen aan de veili-
gheidsvoorschriften moeten voldoen
die op dit moment van kracht zijn.
De minimum hoogte van de ruimte
moet overeenstemmen met datgene
wat op fig. 3 is aangegeven.
Het is bovendien noodzakelijk om voor
de toevoer van verse lucht in de ruim-
te ventilatieopeningen in de buitenmu-
ren te maken, waarvan het oppervlak
in ieder geval niet kleiner mag zijn dan
2
3.000 cm
en bij een gasdichtheid van
meer dan 0,8 niet kleiner dan 5.000
2
cm
.
2.2
AANSLUITING VAN DE
INSTALLATIE
Voordat u overgaat tot het aansluiten
58
van de ketel doet u er goed aan om
water door de leidingen van de installa-
tie te laten stromen om eventuele
vreemde voorwerpen, waardoor de
goede werking van het toestel aange-
tast kan worden, te verwijderen. Het
verdient altijd aanbeveling om geschik-
te afsluiters op de toevoerleiding en
op de retourleiding van de installatie te
monteren.
LET OP: Bij de modellen "EKO 7/12
OF" om een goede spreiding van het
water in het gietijzeren lichaam te
kr ijgen moe t de t oevoer - en de
retourleiding van de installatie aan
dezelfde kant van de ketel aangeslo-
ten worden.
De modellen "EKO 7/12 OF" worden
standaard met de aansluitingen aan
de rechterkant geleverd, maar de
mogelijkheid bestaat om deze aan-
sluitingen naar de linkerkant te ver-
plaatsen. In dit geval moet u de
waterverdeler, die op de retourverza-
melleiding gemonteerd is en de voe-
lers van de thermostaten die in de
omhulsels geplaatst zijn, ook naar
dezelfde kant verplaatsen.
Het verdient aanbeveling om ervoor te
zorgen dat het warmteverschil tussen
de toevoerleiding en de retourleiding
van de installatie niet boven de 20°C
stijgt. Met het oog hierop is het dan
ook zinvol om een mengklep te monte-
ren.
LET OP: Het is noodzakelijk dat de cir-
culatiepomp of de circulatiepompen
van de installatie gelijktijdig met de
ketel in werking treedt/treden.
Met het oog hierop adviseren wij om
een automatisch voorrangssysteem
toe te passen.
De gasaansluiting moet met verzinkte
stalen leidingen zonder lasnaden (type
H afhankelijk van het totale warmtedebiet:
– niet meer dan 116 kW: 2,00 m
– meer dan 116 kW tot 350 kW: 2,30 m
– meer dan 350 kW tot 580 kW: 2,60 m
meer dan 580 kW: 2,90 m
Mannesmann) en me t schr oef-
draadkoppelingen en afdichtingen tot
stand gebracht worden. Het gebruik
van driedelige koppelingen behalve
voor de begin- en de eindaansluitingen
dient vermeden te worden.
Bij de doorvoer door muren moet de
leiding ter bescherming in een spe-
ciaal omhulsel gedaan worden. Bij het
bepalen van de afmetingen van de
gasleidingen, van de meter naar de
ketel, moet er zowel rekening gehou-
den worden met het debiet in volume
(verbruik) in m3/h als met de betref-
fende dichtheid van het in aanmerking
genomen gas. De doorsneden van de
leidingen waar de ins t allatie uit
bestaat moeten zodanig zijn dat er vol-
doende gas toegevoerd wordt om aan
de maximale vraag te voldoen en om
het drukverlies tussen de meter en
ongeacht welk gebruikstoestel te
beperken tot max.:
–1,0 mbar voor de gassen van de
tweede familie (aardgas)
–2,0 mbar voor de gassen van de
derde familie (butaan of propaan).
In de mantel is een zelfklevend plaatje
aangebracht waar de technische
gegevens van de ketel op vermeld
staan en de gassoort waar de ketel op
ingesteld is.

2.2. 1 Filter op de gasleidingen

De gasklep die toegepast wordt is
standaard voorzien van een inlaatfilter
aan de inlaat die echter niet in staat is
om al het vuil dat het gas bevat en dat
in de leidingen van het net zit tegen te
houden. Om te voorkomen dat de klep
niet goed werkt of in sommige gevallen
zelfs de beveiligingen waar de klep
mee uitgerust is uitgeschakeld wor-
den, wor dt geadviseer d om een
geschikte filter op de gasleiding van de
ketel te monteren.
Fig. 3

Publicidad

Capítulos

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido