NL
3.0
FUNCTIES
3.1
PANEEL VOORKANT
Figuur 1.
3
2
5
6
1.
Sluit op de minklem (-) (Ref. 6 - Figuur 1 Pag. 4.) de massa-
kabel aan die bestemd is voor het te lassen deel.
2.
Sluit op de plusklem (+) (Ref.5 - Figuur 1 Pag. 4.) de kabel
aan die bestemd is voor de lasbrander.
WANNEER DEZE TWEE AANSLUITINGEN NIET CORRECT
ZIJN UITGEVOERD KAN DIT TOT KRACHTVERLIES EN
OVERVERHITTING LEIDEN.
3.
Kies met de knop (Ref. 2 - Figuur 1 Pag. 4.)
FUNCTIES
4.
De lichtknop (Ref. 1 - Figuur 1 Pag. 4.) brandt wanneer de
generator gereed is om te starten met het lasproces.
5.
Wanneer het gele controlelampje (Ref. 3 - Figuur 1 Pag. 4.)
op het paneel aan de voorkant gaat branden, betekent dit dat
er zich een storing heeft voorgedaan in de werking van het
apparaat.
Er kunnen twee soorten storingen gemeld worden:
1.
Oververhitting van het apparaat als gevolg van te een hoog
opgedreven bedrijfscyclus. In dergelijk geval het laswerk on-
derbreken en de generator ingeschakeld laten totdat het con-
trolelampje uitgaat.
1
2.
Te hoge/te lage voedingsspanning. In dergelijk geval wach-
ten totdat het controlelampje uitgaat, hetgeen betekent dat
de voedingsspanning weer normale waarden heeft bereikt,
en vervolgens het laswerk weer hervatten.
4.0
ONDERHOUD
OPGELET: HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT AL-
VORENS ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN UIT TE VO-
EREN.
Wanneer het apparaat onder zware omstandigheden werkt moe-
ten de onderhoudsintervallen verkort worden.
Voer elke drie ( 3) maanden onderstaande werkzaamheden
uit:
1.
Vervang onleesbare etiketten.
2.
Reinig de laskoppen en zet ze stevig vast.
3.
Vervang beschadigde gasslangen.
4.
Repareer of vervang beschadigde voedings- en laskabels.
Voer elke zes (6) maanden onderstaande werkzaamheden uit:
Maak de binnenkant van de generator stofvrij. Doe dit vaker
wanneer de werkomgeving zeer stoffig is.
4 NL