en zet hem vast met 4 schroeven (Afb. 13).
Breng de bedieningskast in zijn zitting en zet hem vast met de 2 schroeven aanwezig aan de binnenkant van de onderste
buis (Afb.14).
Hermonteer het metalen frame dat bij het begin van de installatie verwijderd was (Afb. 4). Let op de richting, aangezien
de uitsparingen "A" - Afb. 4 – overeen moeten komen met de sensor links in de afzuigkap.
Sluit de halogeenspotjes aan (Afb. 15).
Vergeet niet dat het in de filtreerversie noodzakelijk is de koolstoffilter te gebruiken; controleer of hij reeds gemonteerd
is en is dit niet het geval, monteer hem dan: duw de filter tegen de veer en draai hem naar boven toe (Afb. 20).
Hermonteer de vetfilter.
WERKING
BEDIENINGSELEMENTEN (Afb.21):
A) verlichting uit.
B) verlichting aan.
C) Mindert de snelheid van de motor, tot de minimumsnelheid wordt bereikt. Indien hij 2" lang wordt ingedrukt, wordt de
motor uitgeschakeld.
Indien hij 2" lang wordt ingedrukt wanneer het Filteralarm actief is, zet hij de UREN-telling terug op nul.
D) Schakelt de motor in en verhoogt de snelheid van de motor, tot de maximumsnelheid wordt bereikt
E) Activeert/deactiveert de Sensor (AUTOMATISCH of HANDBEDIENING). In de Automatische bediening, is de sensor
actief en brandt de Led L2. De Leds L1 geven de huidige snelheid weer.
L1) De 4 GROENE leds geven de huidige snelheid weer.
L2) Wanneer de Led GROEN is, duidt dit op de AUTOMATISCHE bediening. Wanneer de led gedoofd is, duidt dit op de
HANDBEDIENING. Wanneer de Led ROOD is, duidt dit op het Filteralarm.
FILTERALARM: wordt aangegeven met Uitgeschakelde Motor, gedurende 30":
Na 30u werking, wordt de led L2 ROOD; betekent dat de vetfilters moeten worden gereinigd.
Na 120u werking, wordt de led L2 ROOD en gaat hij knipperen; betekent dat de vetfilters moeten worden gereinigd en de
koolstoffilters moeten worden vervangen.
Wanneer de vetfilters gereinigd zijn (en/of de koolstoffilters vervangen zijn), wordt tijdens de weergave van het filteralarm
gedrukt op de knop C om de UREN-telling opnieuw te starten (RESET).
GEVOELIGHEID VAN DE GASSENSOR: de gevoeligheid van de sensor kan volgens de eigen behoefte worden gewijzigd.
Om dit te doen, dient het apparaat zich in de handbediening te bevinden (de Led L2 is uit); zo niet, druk op de knop E.
Wijzig de gevoeligheid van de sensor door tegelijk te drukken op de knoppen D en E. De ingestelde gevoeligheid wordt
aangegeven met de 4 groene leds. Met de knoppen C(-) en D(+) wordt de ingestelde gevoeligheid ingesteld (Fig. 21/S).
Bewaar de "nieuwe" gevoeligheid door te drukken op de knop E.
OPGELET: OM DE SENSOR NIET TE BESCHADIGEN, WORDEN VLAKBIJ DE AFZUIGKAP GEEN
SILICONENPRODUCTEN GEBRUIKT!
Vetfilter: let er in het bijzonder op dat de vetfilter regelmatig gereinigd wordt, met name wanneer het relatieve
alarmbericht verschijnt. Voor de aanwijzingen over het filteralarm, raadpleeg de paragraaf Bedieningselementen.
Demontage van de vetfilter: duw de handgreep naar buiten toe en trek de filter naar beneden (Afb. 3). Was de filter
met een neutraal schoonmaakproduct.
Koolstoffilters: ingeval van een filtreerversie, moet de koolstoffilter regelmatig vervangen worden, met name
wanneer het relatieve filteralarm verschijnt. Voor de aanwijzingen over het filteralarm, raadpleeg de paragraaf
Bedieningselementen. Demontage van de koolstoffilter: verwijder de vetfilter door de handgreep naar buiten toe te duwen
en de filter naar beneden te trekken (Afb.3); verwijder vervolgens de koolstoffilter door aan het lipje te trekken en de
filter naar beneden te draaien (Afb. 20).
Verlichting: voor vervanging van de halogeen lampen de deksel openen door het op te lichten in de daarvoor bestemde
opening (afb. 22). Vervangen met lampen van hetzelfde type (Afb.23). Vervangen door lampen van hetzelfde type.
Geluiddempende panelen (alleen aanwezig in bepaalden modellen): de geluiddempende panelen (Fig. 23) worden
regelmatig gereinigd, in functie van het gebruik (gemiddeld elke 2 maanden). Maak de panelen schoon met een vochtige
doek.