NL
1 - Keuzeschakelaar lassysteem:
Door in stand
de knop van de lasbrander in te drukken wordt er met las-
sen gestart, door hem los te laten wordt er gestopt.
Door in stand
de knop van de lasbrander in te drukken komt er gas vrij,
door hem los te laten begint de draad te lopen en is er stroom; door de knop nog-
maals in te drukken worden draad- en stroomtoevoer onderbroken en door hem
los te laten stopt tevens de gastoevoer.
In de stand
werkt het lasapparaat met timing; bij het indrukken van de
knop op de lasbrander begint het lassen, hetgeen automatisch stopt na het ver-
strijken van de met de potentiometer van de timer ingestelde tijd.
2 - Controlelampje apparaat Aan
3 - Controlelampje apparaat oververhit
4 - Potentiometer voor afstellen snelheid lasdraad
5 - Potentiometer voor instellen puntlastijd, van 0,3 tot 10 seconden (werkt uit-
sluitend met keuzeschakelaar (Ref. 1 - Afb. 1 pag. 2) in stand
6 - Potentiometer voor instellen acceleratietijd van motor draadmeeneem-een-
heid.
7 - Potentiometer voor instellen van tijd gedurende welke het lasvermogen, na
het stopsignaal, behouden blijft. Dit houdt in dat wanneer de tijd na afloop van
het lassen te kort is de lasdraad blijft vastzitten in het vloeimiddel of té ver uit het
contactbuisje van de lasbrander steekt; is de ingestelde tijd daarentegen te lang,
dan blijft de lasdraad vastplakken op het contactbuisje van de lasbrander, waar-
door dit beschadigd kan raken.
8 - Drukknop voor draadtoevoer (zonder "stroom")
9 - Drukknop testen gasuitgang
10 - Aansluiting Euro lasbrander
5.0 BASISBEGRIPPEN VOOR MIG-LASSEN
GRONDBEGINSEL MIG-LASSEN
MIG-lassen is een autogeen lasproces, d.w.z. voor het assembleren van delen
door ze te smelten aan hetzelfde soort materiaal (zachtstaal, rvs, aluminium),
waarbij de mechanische en natuurkundige continuïteit van het materiaal behouden
blijft. De voor het smelten van de te lassen delen benodigde warmte wordt gele-
verd door een elektrische boog die overspringt tussen de lasdraad (elektrode) en
het deel dat gelast moet worden. Het veiligheidsgas beschermt de boog en het
smeltend deel tegen de lucht.
6.0 AANSLUITEN EN KLAARMAKEN VAN DE LASUITRUSTING
Sluit de lasaccessoires zorgvuldig aan ter voorkoming van krachtverlies of
gevaarlijke gaslekkage.
Volg zorgvuldig de veiligheidsvoorschriften op.
N.B. BEDIEN DE COMMUTATORS NIET tijdens het lassen ter voorkoming
van schade aan het lasapparaat
Controleer de gastoevoer en stel hem af via de kraan van de drukverminde-
ringsklep.
OPGELET: Bij het werken in de buitenlucht of bij windvlagen de toevoer van het
inert gas afschermen.
6.1
LASSEN
1.
Draai de gasfles open en stel de toevoer af op grond van de behoefte. Plaats
de massaklem op een punt van het te lassen deel dat vrij is van verf, kunst-
stof of roest.
BASISBEGRIPPEN VOOR MIG-LASSEN
2.
Stel de lasstroom in met behulp van de schakelaar (Ref. 11 - Afb. 1 pag. 2)
en vergeet hierbij niet dat hoe groter de te lassen dikte is, des te meer ver-
mogen er vereist wordt. De eerst standen van de schakelaar zijn bestemd
voor lassen van delen met geringe dikte. Denk er bovendien aan dat elke
gekozen stand overeenkomt met een bepaalde snelheid voor het voortbewe-
gen van de draad, instelbaar m.b.v. de stelknop (Ref. 4 - Afb. 1 pag. 2).
6.2
LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL
Voor het (MIG) lassen van deze staalsoort:
1.
Maak gebruik van lasgas met binaire samenstelling, normaliter AR/CO2 met
ongeveer 75 tot 80% Argon en 25 tot 20% CO2, ofwel met ternaire samen-
stellingen, zoals bijvoorbeeld AR/CO2/02. Deze gassoorten leveren warmte
tijdens het lassen, waarbij de naad goed oogt en prima aansluit, maar de
penetratie vrij gering is. Bij gebruik van kooldioxide (MAG) als veiligheids-
gas verkrijgt men een smalle naad met prima penetratie, maar de ionisatie
van het gas beinvloedt de stabiliteit van de lasboog.
2.
Maak gebruik van een lasstaaf van dezelfde kwaliteit als die van het te las-
sen staal. Het verdient de voorkeur altijd eerste kwaliteit lasdraad te gebrui-
ken en niet te lassen met verroeste draad, hetgeen fouten in het laswerk kan
veroorzaken.
Het stroombereik waarin de draad gebruikt kan worden is in het algemeen:
- Ø draad mm x 100 = minimum Amp.
- Ø draad mm x 200 = maximum Amp.
Voorbeeld: 0 draad 1.2 mm=
Minimum Amp 120/Maximum Amp 240. Dit is het geval bij binaire AR/CO2
mengsels en bij overgang in kortsluiting (SHORT).
3.
Vermijd laswerk op verroeste delen of op delen met olie- of vetvlekken.
4.
Maak gebruik van lasbranders die geschikt zijn voor de toegepaste stroom-
waarde.
5.
Controleer regelmatig of de massaklem niet beschadigd is en of de laska-
bels (brander en massa) geen scheurtjes of brandvlekken vertonen, hetgeen
ten koste gaat van de goede werking.
6.3
LASSEN VAN ROESTVRIJSTAAL
(MIG) lassen van roestvrijstaal van de serie 300 (austeniet) dient uitgevoerd te
worden met veiligheidsgas met een hoog percentage Argon en een laag percen-
tage 02 voor het stabiliseren van de boog. Het meest gebruikte mengsel is: AR/02
98/2.
- Gebruik geen C02 of AR/CO2 mengsels.
- Raak de draad niet met de handen aan.
Het lasmateriaal moet van betere kwaliteit zijn dan het basismateriaal en het punt
waarop gelast wordt moet goed schoon zijn.
6.4
LASSEN VAN ALUMINIUM
Bij MIG lassen van aluminium moet het volgende gebruikt worden:
1.
100 % Argon als veiligheidsgas.
2.
Lasdraad met een samenstelling die geschikt is voor het te lassen basisma-
teriaal. Maak voor het lassen van ALUMAN en ANTICORODAL gebruik van
een draad met 3 tot 5% Silicium. Maak voor het lassen van PERALUMAN en
ERGAL gebruik van een draad met 5% Magnesium.
3.
Een lasbrander die geprepareerd is voor het lassen van aluminium.
6.5
PUNTLASSEN
Met dit speciale lasprocédé kunnen twee op elkaar liggende platen gelast worden,
waarbij een speciaal gasmondstuk vereist is.
(NL) 3
Met het oog op optimaal laswerk de
lasbrander en de bewegingsrichting van
de draad toepassen zoals afgebeeld.
NL