Uitvoeringen
Dit bedieningsvoorschrift is geldig voor de volgende droog-
lopende vacuüm schottenpompen van de serie: VLT 6 tot
VLT 60.
De capaciteit bij vrije aanzuiging bedraagt 6, 10, 15, 25, 40 en
3
60 m
/h bij 50 Hz. Het verband tussen de capaciteit en het
vacuüm is weergegeven op gegevensblad D 280.
Beschrijving
De genoemde serie heeft een zuigaansluiting en aan de uitlaat-
zijde een geluidsdemper. De aangezogen lucht wordt door een
ingebouwd microfilter gereinigd.
Motor en pomp hebben een gemeenschappelijke as.
De VLT (01) tot (11) bevindt zich in een geluidswerende behui-
zing van kunststof. In deze behuizing bevindt zich ook een
ventilator, welke de koeling verzorgd (figuur
De VLT (13) tot (50) zijn geplaatst in een plaatstalen behuizing.
De koeling wordt door de motorventilator verzorgd (figuur
).
De VLT (14) heeft aan de drukzijde een beluchtingsventiel (D)
(figuur
).
De VLT (02) en (13) zijn standaard voorzien van een vacuüm-
regelventiel (C), welke de instelling van het vacuüm op de gewenste waarde toelaat, het ventiel is op de hoogste waarde begrensd (figuur
).
Toebehoren: Indien nodig vacuümregelklep (ZRV), terugslagventiel (ZRK),motorbeveiligingsschakelaar (ZMS) en slangtule (ZSA).
Toepassing
De machines zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z. dat de beveiligingen conform EN DIN 294 zijn volgens tabel 4 voor
personen boven de 14 jaar.
De VLT is geschikt voor het evacueren van gesloten systemen of voor het handhaven van een onderdruk in het volgende drukbereik:
150 tot 1000 mbar (abs.)
De omgevingstemperatuur en de aanzuigtemperatuur dient tussen de 5 en 40° C te liggen. Bij temperaturen buiten dit bereik
verzoeken we overleg met ons te plegen.
Deze drooglopende vacuümpompen zijn geschikt voor het verpompen van lucht met een relatieve vochtigheid van 30 tot 90%.
Er mogen geen gevaarlijke mengsels (b.v. brandbare of explosieve gassen of dampen),extreem vochtige lucht, agressieve gassen,
waterdamp, oliedamp of oliesporen of vetten aangezogen worden.
De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn.
Bij toepassingen, waarbij een onbedoeld afzetten of uitval van de vacuümpomp tot gevaarlijke situaties voor personen of
installaties kan leiden, dienen voldoende veiligheidsmaatregelen hiertegen genomen te worden.
Onderhou3opstelling (figuur
Bij pompen op bedrijfstemperatuur kunnen de oppervlakken (Q) boven de 70° C stijgen. Daar dient men aanraken te vermijden.
Voor het demonteren van het uitblaasdeksel (G), aanzuigdeksel (G
zijn. Verder moet er op gelet worden, dat de koellucht toevoer (E) en de koeluchtuitstroomopening (F) minstens op 10 cm van het dichtsbijzijnde
object liggen. (Uitgeblazen koellucht mag niet opnieuw aangezogen worden).
De VLT kan slechts in horizontale positie probleemloos gebruikt worden.
Bij opstelling 1000 m boven de zeespiegel zal een capaciteits vermindering optreden. In deze gevallen verzoeken wij u om overleg
met ons teplegen.
De opstelling van de vacuümpomp op een vaste ondergrond is zonder verankering mogelijk. Bij opstelling in een constructie bevelen we het
toepassen van trillingsdempers aan. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
tot
)
Bij opstelling en gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Vacuümaansluiting bij (A).
De afgezogen lucht kan door uitblaasdemper (B) uitgeblazen of door een slang of leiding afgevoerd worden.
Bij een dunne of lange zuigleiding vermindert de capaciteit van de vacuümpomp.
2. De elektrische motorgegevens zijn op het typeplaatje (N) of het motortypeplaatje (P) aangegeven. De motoren voldoen aan de DIN/VDE 0530
en zijn in de beschermingsklasse IP 55 en de isolatieklasse F uitgevoerd. Het bijbehorende aansluitschema bevindt zich in de klemmenkast van
de motor. (vervalt bij uitvoeringen met stekker). Motorgegevens moeten met die van het aanwezige elektriciteitsnet vergeleken worden. (Soort
stroom, spanning, frequentie van het net, toegestane stroomstekte).
3. Motor door middel van stekker (J) c.q. motorbeveiligingsschakelaar aansluiten. (voor de afzekering is een motorbeveiligingsschakelaar en voor
de trek ontlasting van de aansluitkabel een bevestingingspunt en een wartel nodig).
We adviseren het gebruik van motorbeveiligingsschakelaars, welke de uitschakeling van de pomp tijdvertraagd uitvoeren, afhankelijk van de te
hoge stroom. Kortstondige stroom overbelasting kan bij een koude start op treden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in achtname van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.
en
).
en
tot
)
J
) en omkapping (b) moet uit service oogmerk minstens 30 cm ruimte aanwezig
1
- 2 -
VLT (0265 / 0279)
C
en