NEDERLANDS
•
Bevestig het hitteschild aan de vloer onder de asladehouder,
met schroeven van het type M6x10mm en moeren.
•
Plaats de aslade (5E) in de houder.
NB! De kant zonder opening wordt tegen de achterwand
geplaatst.
•
De poten mogen pas worden bijgesteld nadat de inzethaard
een proefmontage heeft ondergaan. De beugel (6C) moet
onder de schroefkoppen worden geplaatst om het
oppervlak te beschermen en om te voorkomen dat de
inzethaard van zijn plaats schiet. Het definitieve bijstellen
geschiedt met behulp van schroeven van het type M10 x
45 mm die aan de verbindingsstukken zijn bevestigd.
•
Monteer alle onderdelen weer die u had verwijderd
4.7 Zet op/installatie
Montage van de schoorsteen
•
Voer eerst een proefmontage en -plaatsing uit, zonder gaten
te maken in de schoorsteen.
•
De inzethaard kan met een kachelpijp van 150 mm Ø of
175 mm Ø worden bevestigd (2.3 mm dik en
geëmailleerd).
•
De kachelpijpbocht moet direct op de inzethaard worden
gemonteerd en moet 360º gedraaid kunnen worden.
•
De kachelpijpbocht van 150 mm Ø wordt gemonteerd op
de binnenkant van de rookafvoer en de pijp van 175 mm
Ø wordt gemonteerd op de buitenkant van de rookafvoer.
•
Houd bij de berekening van de lengte van de kachelpijp
rekening met een overlapping van 40 mm, zowel bij de
kachelpijpbocht als bij de schoorsteenmof.
•
Schuif de op maat gezaagde kachelpijp in de
schoorsteenmof. Maak de pijp vast en schuif deze
vervolgens op de pijpbocht (gebruik het meegeleverde
afdichtkoord).
•
Plaats de inzethaard op zijn definitieve plek. Met behulp
van haardkit (of eventueel wat afdichtkoord) wordt het
bochtstuk van de kachelpijp in de rookafvoer van de
inzethaard gemonteerd.
•
De kachelpijp moet aan de voorkant worden bevestigd
aan de rookafvoer aan de voorkant met een M-schroef
(6D). Gebruik een boor van 5.5 mm Ø en maak een gat in
de kachelpijp, voor de schroef.
•
NB! Het is van belang dat de verbinding volledig luchtdicht
wordt afgesloten. Anders kan de goede werking van de
haard worden verstoord.
4.8 De bedieningselementen
controleren (afb. 6)
Als de haard op zijn plaats staat, moet u de bedieningselementen
controleren. Bewegende of beweegbare onderdelen dienen
soepel te functioneren.
Onderste luchtrooster (A) en bovenste luchtrooster (B).
Links
= dicht.
Rechts
= volledig geopend.
52
5.0 Bedieningsinstructies
5.1 Brandmateriaal
Gebruik altijd goed brandhout. Dat geeft de beste resultaten
en is niet schadelijk voor de haard.
5.2 Jøtuls definitie van goed
brandhout
Met goed brandhout bedoelen we de bekende houtsoorten,
zoals berken-, beuken- en dennenhout.
Goed brandhout moet droog zijn, dat wil zeggen dat het hout
maximaal 20% water mag bevatten.
Hiervoor moet het hout uiterlijk aan het einde van de winter of
vroeg in het voorjaar worden gekapt. Het hout moet zodanig
worden gekapt en gestapeld dat er een goede luchtcirculatie
om het hout is. De stapels moeten worden afgedekt aan de
bovenkant om overmatige opname van regenwater te
voorkomen. Haal de blokken hout in de herfst naar binnen
voor gebruik tijdens het stookseizoen.
De hoeveelheid energie die 1 kg brandhout kan leveren, varieert
niet veel. Het gewicht van dezelfde hoeveelheid droog hout
verschilt daarentegen aanzienlijk van soort tot soort. Zo levert
een bepaalde hoeveelheid berkenhout minder energie (kWh)
op dan dezelfde hoeveelheid eikenhout, dat een hoger soortelijk
gewicht heeft.
De hoeveelheid energie van 1 kg goed brandhout bedraagt
ongeveer 3,8 kWh. 1 kg volledig droog brandhout (0% vocht)
levert ongeveer 5 kWh op, terwijl brandhout met 60% vocht
slechts 1,5 kWh per kg oplevert.
Het gebruik van vochtig hout kan de volgende gevolgen
hebben:
•
Vorming van roet/teer op het glas, in de haard en in de
schoorsteen.
•
De haard geeft minder warmte.
•
Brandgevaar als gevolg van de opeenhoping van roet in de
haard, kachelpijp en schoorsteen.
•
Het vuur kan doven.
Zorg vooral dat u de haard nooit stookt met de volgende
materialen:
•
Huishoudelijk afval, plastic tassen, enzovoort.
•
Geverfd of geïmpregneerd hout (zeer giftig)
•
Spaanplaat of laminaat
•
Drijfhout
Verbranding van deze stoffen kan schadelijk zijn voor de haard
en het milieu.
Opmerking! Gebruik nooit benzine, petroleum, brandspiritus
of soortgelijke brandbare vloeistoffen om het vuur aan te
maken. Hierdoor kunt u letsel oplopen of kan de haard worden
beschadigd.