5.3 De lengte en hoeveelheid van de
houtblokken
De maximale lengte van de houtblokken die u kunt gebruiken
is 35 cm. De nominale capaciteit van de Jøtul I 350 / Jøtul I 350
FL bedraagt 8.0 kWh. Voor de nominale warmteafgifte is 2,6
kg goed brandhout per uur nodig.
De Jøtul I 350 / Jøtul I 350 FL is een product dat door middel
van een luchtkamer voor naverbranding van eventuele giftige
gassen en deeltjes zorgt. Het is belangrijk dat het systeem op
de juiste wijze wordt gebruikt.
Een andere belangrijke factor voor het brandstofverbruik is
dat het brandhout het juiste formaat heeft. Het brandhout
moet het volgende formaat hebben:
Aanmaakhout:
Lengte: 30 cm
Diameter: 2-5 cm
Hoeveelheid per vuur: 8 - 10 stukken
Brandhout (gehakte blokken):
Lengte
aangetekend: 30-35 cm
Diameter: ongeveer 8 - 12 cm
Intervallen voor het aanvullen van het hout: Ongeveer iedere 45
minuten
Grootte van het vuur: 2,0 kg
Hoeveelheid per lading: 3 stukken
5.4 Eerste keer stoken
•
Maak het vuur aan zoals wordt beschreven onder «5.5
Dagelijks gebruik».
•
Laat het vuur enkele uren branden en ventileer de ruimte
om alle rook en geuren te verwijderen die afkomstig zijn
van het product.
•
Herhaal dit een aantal keren.
Opmerking! Er komen geuren vrij wanneer u de haard de
eerste keer gebruikt.
Geverfde haarden:wanneer u de haard voor het eerst gebruikt,
kan irriterend gas vrijkomen, dat onaangenaam kan ruiken.
Het gas is niet giftig, maar toch is het beter om de ruimte goed
te ventileren. Stook het vuur flink op totdat alle sporen van het
gas zijn verdwenen en er geen rook of geuren meer zijn waar
te nemen.
Geëmailleerde haarden: de eerste paar keren dat de haard wordt
gebruikt, kan condensatievorming op de haard plaatsvinden.
Veeg dit weg om vlekken op de haard te voorkomen als het
oppervlak warm wordt.
5.5 Dagelijks gebruik
Het product is bedoeld voor cyclische verbranding. Onder
cyclische verbranding wordt normaal gebruik van een haard
verstaan. Dit houdt in dat elk stuk hout moet worden
opgebrand tot er alleen nog gloeiende as over is voor er een
nieuw stuk in de haard wordt gelegd.
Aansteken
•
Maak de ventilatieopeningen open door deze naar rechts te
schuiven (afb. 6A + 6B). . . . .
•
Leg twee middelgrote blokken hout aan weerszijden van
de grondplaat.
•
Schuif enkele proppen krantenpapier (of berkenschors)
tussen de blokken, leg er enkele aanmaakhoutjes kriskras
bovenop en steek het papier aan. Maak de blokken
stapsgewijs groter. Zie afb. 6.
•
Laat de deur op een kier staan, totdat het hout brandt. Sluit
de deur en de stookopening als u ziet dat het hout goed
brandt.
•
Controleer of er naverbranding (secundaire verbranding)
plaatsvindt. Er branden dan gele vlammen onder de
keerplaat.
•
Stel vervolgens de verbranding in op het gewenste
warmteniveau door de ventilatieopening aan te passen (afb.
6B). (Gebruik een handschoen wanneer de hendel
bijvoorbeeld warm is.)
De nominale warmteafgifte wordt bereikt wanneer de
ventilatieopening ongeveer 75% is geopend (afb. 2A).
5.6 Brandhout toevoegen
1. Wacht tot het vuur smeult voordat u meer brandhout toevoegt.
Zet de deur op een kier, zodat de negatieve druk kan stabiliseren
voordat u de deur volledig opent.
2. Voeg hout toe en laat de ventilatieopeningen enige minuten
volledig openstaan totdat het hout vlam heeft gevat.
3. De ventilatieopening (afb. 6B) hoeft niet meer volledig open
te staan wanneer het hout goed brandt. Controleer of er
naverbranding (secundaire verbranding) plaatsvindt.
Opmerking! Waarschuwing voor oververhitting: voorkom te
allen tijde dat de haard oververhit raakt.
Oververhitting treedt op als de haard te veel brandhout bevat
en/of de ventilatieopening volledig open is. Als de haard ergens
rood gloeit, betekent dit dat deze oververhit is. Als dit gebeurt,
dient u de ventilatieopening onmiddellijk te sluiten.
Neem contact op met een deskundige als u vermoedt dat de
luchttoevoer via de schoorsteen overmatig of onvoldoende is. Zie
ook «2.0 Technische gegevens» en «4.5 Schoorsteen en
kachelpijp» voor informatie.
•
Wanneer de schoorsteen vlam vat of wanneer dat dreigt te
gebeuren, moeten de openingen en de keerklep van de
haard worden gesloten.
•
Bel zo nodig de brandweer om het vuur te blussen.
•
Na brand in de schoorsteen moet de schoorsteen altijd
worden gecontroleerd door een schoorsteenveger.
5.7 De haard tijdens de overgang
van winter naar lente gebruiken.
Tijdens
een
overgangsperiode
temperatuursschommelingen kan er sprake zijn van negatieve
druk
bij
rookafvoer
of
windomstandigheden, waardoor storingen in de trek in de
schoorsteen kunnen optreden die ervoor zorgen dat de rookgassen
niet naar buiten worden afgevoerd.
Gebruik dan minder brandhout of zet de luchtroosters verder open
zodat het hout schoner en sneller opbrandt. Op deze manier blijft
de trek in de schoorsteen gehandhaafd.
Om ophoping van as te voorkomen, moet de as vaker dan normaal
worden verwijderd. Zie «6.2 De as verwijderen».
NEDERLANDS
met
plotselinge
ventilatie
onder
moeilijke
53