Als u het apparaat langere tijd niet gebruikt, kop
pelt u het los van het lichtnet.
Æ Kies voordat de bankbiljetten erin worden gelegd de
gewenste functie uit.
Bij de apparaten NC 560 en NC 570 worden de
instellingen voor elke munteenheid opgeslagen.
Als u een munteenheid kiest, zijn de voor deze munt
eenheid de laatstgebruikte instellingen actief.
Bankbiljetten voorbereiden
Let op de volgende punten om storingen te voorkomen.
A
C
4
Æ Controleer de bundel bankbiljetten voordat hij erin
wordt gelegd op papiersnippers, paperclips, elastieken en
andere vreemde voorwerpen en verwijder ze (
Æ Leg geen beschadigde bankbiljetten erin (
Æ Strijk gekreukelde en gevouwen bankbiljetten glad,
voordat u ze erin legt (
Æ Probeer nooit om te dikke biljetten of harde voor
werpen te tellen.
Æ Waaier de bankbiljetten open om ze van elkaar los te
maken.
30
B
D
4-B).
4-C/D).
Bankbiljetten inleggen
A
C
5
Æ Verschuif de bankbiljetten in de bundel zodat het bo
venste bankbiljet dieper ligt dan het volgende. Leg de
bankbiljetten zo in het inlegvak (
Of
Æ leg de bundel verticaal in het inlegvak en druk de bun
del naar achteren zodat de bankbiljetten ten opzichte van
4-A).
elkaar verschuiven (
Ê Het telproces start automatisch.
Verkeerd erin gelegde bankbiljetten zoals in
5-C en
ling of storing.
Omdat de echtheidskenmerken van de bankbiljet
ten zich aan beide zijden bevinden, voert u de tel
ling voor de betrouwbare herkenning van valse bankbil
jetten aan beide zijden uit
Rubberen tong instellen
De rubberen tong in het inlegvak zorgt voor de benodig
de weerstand om te waarborgen dat de bankbiljetten
afzonderlijk erin worden getrokken. Na enige tijd kan de
rubberen tong versleten zijn. Dit kan dan tot verkeerde
telresultaten leiden.
Als de rubberen tong slechts in geringe mate versleten
is, kan het voldoende zijn om de hoogte-instel
ling (
6) na te justeren. De afstand tussen de rubbe
ren tong en de intrekrollen moet 0,5 mm bedragen.
n
B
D
5-A).
5-B).
5-D leiden tot een verkeerde tel
.