PLAATSING
Het toestel moet in een geventileerde en
droge ruimte worden geplaatst. Plaats het
toestel niet in direct zonlicht en houd het
zo ver mogelijk van warmtebronnen.
Zet het toestel niet op een koude plaats.
Het toestel moet op vlakke en stevige
grond worden geplaatst. Breng de eenheid
horizontaal met de voorste afstelpootjes.
Er moet genoeg vrije ruimte rond het toestel zijn,
zoals afgebeeld, om goede ventilatie te garanderen.
Niet minder dan 10 cm tussen de achterwand van het
toestel en de omringende muren. Die eis is nodig voor
het openen en sluiten van de deur en voor warmte-
uitstraling.
13