5. Bediening basisfuncties
De kraan wordt bediend met behulp van de bedieningseenheid.
Ook de instellingen worden via de bedieningseenheid uitgevoerd.
Om instellingen uit te voeren, drukt u de bedieningseenheid altijd
in en houdt hem ingedrukt bij een niet-actieve kraan (geen
stromend water).
Water inschakelen:
> 1 x indrukken
Water uitschakelen:
> 1 x indrukken
Temperatuur instellen:
> Draaien
Bij stromend water draaien.
Temperatuur met behulp van de
verlichte ring instellen
(blauw = koud, rood = warm)
5.1 Quick Access
De volgende drie instellingen zijn fabrieksinstellingen en kunnen
individueel worden aangepast:
Quick Access 1
1 x indrukken:
Water AAN bij 20 °C
5.2 Quick Access wijzigen
Om een Quick Access te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
> Kies de te wijzigen Quick Access (1, 2 of 3).
> Draai tot de gewenste temperatuur.
> Knop indrukken en ingedrukt houden, tot de verlichte ring
PAARS oplicht. Knop meteen loslaten.
Verlichte ring knippert 2 x PAARS, water UIT, instellingen zijn
opgeslagen.
De maximumtemperatuur van de Quick Access is 38 °C
(bescherming tegen verbranding).
Quick Access 2
2 x indrukken:
Water AAN bij 30 °C
Quick Access 3
3 x indrukken:
Water AAN bij 35 °C
NL
57