3.
V1-bout extra aanschroeven, koppel 5 Nm
C. Afstelling
Voor de veiligheid van de patiënt moet de orthoprothesist de eerste tests tussen twee loopbaars uitvoeren bij
fabrieksinstellingen.
Het gebruikte voetmodel kan een invloed hebben op de afstellingen van de knie. Het is dus aangewezen
om de knie af te stellen telkens wanneer de voet wordt vervangen.
Na elke onderhoudsinterventie moet de knie opnieuw worden afgesteld.
Afstelling rappel strekking:
Met behulp van een schroevendraaier met platte kop, moet de bout (5) worden los- of
aangeschroefd om de nodige rappel strekking te bekomen.
Bout (5) mag nooit meer dan 2 mm uitsteken van de behuizing (7)
Afstelling strekkingaanslag:
Opgelet, deze afstelling werkt in op de geometrie van de knie en dus ook op de uitlijning.
Het losschroeven van de bout (6) verbetert de veiligheid bij strekking, maar de flexie van de knie
is moeilijker.
Deze handeling kan worden uitgevoerd met behulp van een zeskant inbussleutel van 3 mm (2,5
mm voor de versies 1M112 / 1M113), terwijl de patiënt de prothese belast teneinde de aanslag
in de behuizing te houden.
Opmerking: Knie 1M05 wordt geleverd met twee strekkingsaanslagen: een normale die in de fabriek is gemonteerd, een
andere die de normale kan vervangen.
Na afstelling moet worden nagegaan of de knie tot maximale flexie kan worden gebracht. In het tegenovergestelde geval
moet de bout een beetje worden losgeschroefd.
Afstelling van de frictie:
Deze instelling mag pas worden uitgevoerd via beide bouten aan de rechterkant van de knie. Elke interventie aan de
linkerkant van de knie kan de goede werking van het gewricht in gevaar brengen.
a) maak de centrale bout (3) los met behulp van een zeskantinbussleutel van 2 mm.
b) maak de hoofdbout (4) los of vast met behulp van een zeskantinbussleutel van 4 mm tot de gewenste instelling is bekomen.
c) eens de correcte instelling bekomen, moet de centrale bout (3) opnieuw worden vastgeschroefd met een
zeskantinbussleutel van 2 mm (spankoppel 2,5 Nm).
Afstelling van de bout (versie V):
Gebruik het hendeltje voor verschoven vergrendeling of een ander hendeltje met een minimale loop van 12 mm.
Zorg ervoor dat de knie in strekking is wanneer deze afstelling wordt uitgevoerd.
Dit hulpmiddel is niet voorzien om "belast" te worden ontgrendeld.
a) Monteer de mantel en de kabel zodat deze kan worden gecentreerd en uitgelijnd ten overstaan van de moer.
b) Vergrendel de knie en kijk na of de moer in contact staat met de stang. In deze positie moet de kabel een beetje speling
hebben. Span de bout aan met behulp van een zeskantinbussleutel van 2 mm, spankoppel 0,8 Nm.
Regel de positie van de bout zodat er een speling is van 1,5 mm tussen de moer en de stang door bout (A) vaster of losser
te draaien met behulp van een zeskantinbussleutel van 2,5 mm.
Er moet altijd worden voldaan aan deze voorwaarde. Als dit niet het geval is, kan de moer slijten wanneer de speling groter
is, of kan deze zelfs vallen als de speling te groot is.
In vergrendelde toestand moet worden nagegaan of de moer volledig vrijkomt om de flexie mogelijk te maken.
Als de uitlijning van de prothese wordt gewijzigd, moet ook de stand van de moer worden gecorrigeerd.
GEBRUIKSINSTRUCTIE
Pagina 3 van 8