Richtlijnen
Aanvullende veiligheidswaarschuwingen
• De installatievoorschriften (optimale plaats, waterpas zetten,
aansluiting - indien nodig voor dooiwater, aansluiting op de
stroomtoevoer) dienen nageleefd te worden.
• De ruimte die wordt ingenomen wanneer het toestel in werking
is, dient voor de installatie beoordeeld te worden.
• Indien het een inbouwtoestel is, dienen de afmetingen voor
het inbouwen en de bijkomende vereisten voor de luchtcirculatie
nageleefd te worden.
• De koeltoestellen, in het bijzonder type I waarmee de temperatuur
van de diepvriezer en de koelkast met één enkele thermostaat kan
worden ingesteld, kunnen niet correct werken (risico op ontdooien
van de inhoud of te hoge temperatuur in het compartiment van
diepgevroren voedingsmiddelen) wanneer ze gedurende een lange
periode worden blootgesteld aan een omgevingstemperatuur die
lager is dan diegene waarvoor ze ontworpen werden.
• De werkingsomstandigheden (procedures van inbedrijfstelling en
stoppen) dienen nageleefd te worden.
• U dient op de hoogte te zijn van de werkingsomstandigheden
van de verschillende bedieningsvoorzieningen.
• De grenswaarden van het bereik van de omgevingstemperatuur
voor de klimaatklassen waarvoor het koeltoestel werd ontworpen,
dienen te worden gecontroleerd.
De binnentemperatuur kan beïnvloed worden door factoren zoals
het plaatsen van het koeltoestel, de omgevingstemperatuur en
de frequentie van het openen van de deur(en).
Het kan nodig zijn om de afstelling van de voorzieningen voor tem-
peratuurcontrole te wijzigen om deze factoren te compenseren.
• Volgende voorzorgsmaatregelen dienen te worden genomen
19
NL