Blootstelling aan magnetische velden en straling
• Breng de zender niet in de buurt van MRI-scanners, diathermieapparaten of
andere apparaten die werken met sterke magneetvelden (bv. röntgen, CT-scans
of andere stralingstypen). De sterke magneetvelden kunnen de werking van het
apparaat aantasten, wat kan leiden tot ernstig letsel. Als uw zender is
blootgesteld aan een sterk magneetveld, mag u hem niet meer gebruiken. Neem
in dat geval contact op met de 24 Hour HelpLine of het Servicenummer voor
verdere instructies.
• Verwijder altijd uw sensor en zender voordat u een ruimte met röntgen-, MRI-
diathermie- of CT-scanapparatuur binnengaat. Deze apparatuur heeft sterke
magneetvelden waardoor de werking van het apparaat kan worden aangetast,
wat kan leiden tot ernstig letsel. Als uw sensor of zender is blootgesteld aan een
sterk magneetveld, mag u hem niet meer gebruiken. Neem in dat geval contact
op met de 24 Hour HelpLine of het Servicenummer voor verdere instructies.
RF-communicatie
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. Het gebruik ervan is
onderworpen aan twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke storing
veroorzaken, en (2) dit apparaat moet eventueel ontvangen storing accepteren,
inclusief storing die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de grenswaarden die gelden voor een digitaal
apparaat klasse B conform deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden zijn
opgesteld om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing in een
woonomgeving. Deze apparatuur produceert en gebruikt energie in het
radiofrequentiegebied en kan deze uitstralen, en kan, indien niet volgens de
instructies geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke storing veroorzaken aan
radiocommunicatie. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat in een specifieke
situatie geen storing zal optreden. Als dit apparaat de radio- of televisieontvangst
verstoort (wat kan worden vastgesteld door het apparaat uit en weer aan te zetten),
kan de gebruiker de storing proberen te verhelpen door één of meer van
onderstaande maatregelen te nemen:
• Draai of verplaats de ontvangstantenne.
• Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
• Verklein de afstand tussen de zender en het compatibele mobiele apparaat tot
6,1 meter (20 ft) of minder.
• Vergroot de afstand tussen de zender en de apparatuur die de storing ontvangt
of uitzendt.
-129-