Bediening
Bediening
Verbind de leidingen van de zender (1) met een ader
van de gezochte leiding en met de andere leiding aan
het scherm.
Schakel de zender (1) in en selecteer het testsignaal
(3) (continu signaal of afwisselend signaal).
Schakel de ontvanger (2) in. De gevoeligheid kan
afhankelijk van de omgevingsvoorwaarden worden
ingesteld.
Raak met de punt (6) alle in aanmerking komende
leidingen aan.
Het ontvangen signaal is het luidst bij de gezochte
leiding.
1. Zender
2. Ontvanger
3. Keuzeschakelaar (continu signaal of afwisselend
signaal)
4. Aan / Uit schakelaar zender
5. Aan / Uit schakelaar ontvanger
6. Punt van de ontvanger
7. Draaischakelaar voor signaalsterkte van de zender
8. Draaischakelaar voor gevoeligheid van de ontvanger
9. Indicatie van de signaalsterkte
10. Power indicatie (zender)
11. Power indicatie (ontvanger)
12. Indicatie testsignaal
Bij het met de kabelzoeker opsporen van een leiding kunnen door de verschillende veldsterktes
van het signaal incorrecte of meervoudige leidingen worden opgespoord. De leidingzoeker
ontvangt eventueel het signaal van een andere, niet aan de ZENDER aangesloten leiding. Bij een
lage veldsterkte herkent de kabelzoeker mogelijk niet de juiste leiding. De signaalherkenning kan
door verschillende factoren worden beïnvloed, waaronder:
● afgeschermde leidingen/draden
● dikte en aard van de isolering
● afstand van de signaalbron
● volledig geïsoleerde verbruikers, die een effectieve aarding verhinderen
● indeling van het leidingnet
● status van het testinstrument en de batterijen
48
®
Testboy
TB 27 Analog