6.4 Bedrijfsmodus
De Conlift is ontworpen voor max.
Voorzichtig
60 inschakelingen per uur.
S3 (onderbroken bedrijf): 30 % conform
DIN EN 0530 T1. Dit houd in dat het systeem
18 seconden loopt en stopt gedurende 42 seconden.
6.5 Verwerking van condensaten
Als de Conlift moet worden verbonden met
N.B.
een reduceerventiel, raadpleegt u de
instructies van de fabrikant van de boiler.
Zorg er bij de reiniging van warmtewisse-
laars en branders van boilersystemen voor
dat geen zuur en achtergebleven reini-
N.B.
gingsmiddel in de condensator binnen-
dringt.
Condensaten uit condensaatboilers zijn zeer agres-
sief en tasten het materiaal aan van het rioolstelsel
bij het gebouw.
Om het rioolstelsel te beschermen adviseren we om
een neutraliseringsunit te gebruiken. De neutralise-
ringsunit is inbegrepen bij de Conlift2 pH+, en is ver-
krijgbaar als toebehoren bij de Conlift1 en Conlift2.
Zie paragraaf
11.
Toebehoren.
De plaatselijke regelgeving voor afvalverwerking
moet worden nageleefd voor condensaten uit boi-
lers.
7. Installatie
De Conlift moet volgens de plaatselijke
N.B.
richtlijnen worden geïnstalleerd.
Voor zover deze al niet geïntegreerd is, moet een
waterslot in alle instroomopeningen worden aange-
bracht.
De Conlift is niet bedoeld voor gebruik buitenshuis.
7.1 Mechanische installatie
Zie ook de snelle gids die bij de Conlift wordt meege-
leverd.
Let op de volgende punten bij het installeren van de
Conlift:
•
Het condensaat moet vrij de opvoerinstallatie in
kunnen stromen.
•
De koelspleten in het motordeksel mogen niet
afgedekt worden.
•
De opvoerinstallatie dient gemakkelijk bereikbaar
te zijn om het onderhoud te vergemakkelijken.
•
De opvoerinstallatie moet staan opgesteld in een
goed verlichte en geventileerde ruimte.
•
De opvoerinstallatie moet beschermd zijn tegen
spatwater (overeenkomstig IP24).
7.1.1 Conlift2 en Conlift2 pH+
In de Conlift2 en de Conlift2 pH+ is een printplaat
opgenomen met extra functies wanneer het niveau in
het reservoir het alarmniveau bereikt.
Het contact op de printplaat kan in twee posities wor-
den gezet:
Positie 1: De pomp wordt ingeschakeld en er wordt
een akoestisch alarm gegenereerd.
A: De alarmkabel is niet verbonden met de conden-
saatbron of een extern alarm. De condensaatbron
wordt niet uitgeschakeld.
B: De alarmkabel is verbonden met de condensaat-
bron of een extern alarm. De condensaatbron wordt
uitgeschakeld. Zie paragraaf
densaatbron of extern
alarm.
Positie 2: De pomp wordt niet ingeschakeld en er
wordt een akoestisch alarm gegenereerd.
A: De alarmkabel is niet verbonden met de conden-
saatbron of een extern alarm. De condensaatbron
wordt niet uitgeschakeld.
B: De alarmkabel is verbonden met de condensaat-
bron of een extern alarm. De condensaatbron wordt
niet uitgeschakeld. Zie paragraaf
condensaatbron of extern
7.2.1 Kabel naar con-
7.2.1 Kabel naar
alarm.
129