• Het is verboden om de rechte slijper met snijschijven (bv.
schijven voor hoekslijpers, zaagschijven voor hout ezv.)
te gebruiken. Het nalaten van zulke aanwijzing kan het
terugslaan van het elektrogereedschap, verlies van de
controle en letsels van de operator als gevolg hebben.
AAN- / UITZETTEN
Houd de slijper tijdens het opstarten en tijdens het werk
altijd met de beide handen vast. De slijper is uitgerust met een
veiligheidsschakelaar tegen het onbedoeld opstarten.
• Verschuif de veiligheidsknop (7) naar voren.
• Druk op de hoofdschakelaar (2) (fig. C).
• Het loslaten van de schakelaar (2) stopt de slijper.
Bij het opstarten, de motor begint met een trage beweging
die wordt gebruikt om de motor onbelast te laten draaien.
Na het aanzetten van de slijper wacht totdat de slijpsteen
de maximale snelheid gaat bereiken en pas daarna begin
het werk. Het is verboden om op de schakelaar tijdens de
werkzaamheden te drukken om de slijper aan- en uit te
zetten. De schakelaar mag alleen bediend worden als de
slijper het bewerkte materiaal niet aanraakt.
SNIJDEN
•
Het snijden met de haakse slijper kan alleen maar in de rechte
lijn.
• Snij geen materiaal dat in de hand wordt vastgehouden.
• Ondersteun de grote elementen en let op zodat de
steunpunten dicht bij de snijlijn en het einde van het
materiaal zich bevinden. Stabiel bevestigd materiaal gaat
niet verschuiven tijdens het snijden.
• Kleine elementen dienen met behulp van bv. klemmen,
bankschroef gemonteerd te zijn. Om meer precies snijden te
garanderen, bevestig het materiaal dicht bij het snijpunt.
• Vermijd trillingen of opspringen van de slijpschijf omdat op
die manier de kwaliteit van het snijden verlaagt en de schijf
kan breken.
• Tijdens het snijden oefen geen zijdruk op de snijschijf uit.
• Gebruik de snijschijf die aan het te snijden materiaal
aangepast is.
• Het is aangeraden dat bij het snijden de schuifrichting gelijk
aan de richting van de omdraaiingen van de snijschijf is.
Diepte van de snede is afhankelijk van de schijfdiameter (afb. G).
• Gebruik alleen schijven met nominale diameters die niet groter
zijn dan aanbevolen voor de bepaalde type slijper.
• Bij diepe sneden (bv. profielen, bouwblokken, bouwstenen ezv.)
laat de bevestigingskragen niet aan het bewerkte materiaal
aanraken.
Tijdens het snijden raken de snijschijven zeer heet – raak
deze niet met blote lichaamsdelen voordat ze afgekoeld zijn
aan.
SLIJPEN
Gebruik voor slijpwerkzaamheden bv. slijpschijven, slijpstenen,
lamellenslijpschijven, schijven met schuurtextiel, draadborstels,
flexibele schijven voor schuurpapier ezv.
Elke soort schijf alsook bewerkt materiaal eist een aangepaste
werkmethode en toepassing van de aangepaste persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Het is verboden om snijschijven voor het slijpen te
gebruiken.
Slijpschijven bestemd voor het verwijderen van het
materiaal met de rand van de schijf.
• Voer geen werkzaamheden met de zijoppervlakte van de
schijf uit. De optimale werkhoek van deze soort schijven
bedraagt 30
(afb. H).
o
• Werkzaamheden verbonden met het slijpen kunnen alleen
met gebruik van de slijpschijven bestemd voor de bepaalde
soort materiaal uitgevoerd worden.
Bij gebruik van lamellenschijven, schijven met schuurtextiel
en flexibele slijpschijven voor schuurpapier let op op de
juiste hoek (afb. I).
• Slijp niet met de volledige oppervlakte van de schijf.
• Deze soort schijven worden voor bewerking van vlakke
oppervlaktes gebruikt.
Draadborstels zijn voornamelijk bestemd voor het reinigen
van profielen en moeilijk bereikbare plaatsen. Ze kunnen
voor verwijdering van bv. roest, verflagen ezv. dienen (afb.
K).
Gebruik alleen werktuigen waarvoor het toegestane
toerental hoger of gelijk aan de maximale snelheid van de
haakse slijper zonder belasting is.
BEDIENING EN ONDERHOUD
Voordat met enige installatie-, regel-, bedienings- of
herstelwerkzaamheden te beginnen, trek de stekker van de
spanningskabel uit het stopcontact.
ONDERHOUD EN OPSLAG
• Het is aangeraden om het toestel direct na elk gebruik te reinigen.
• Gebruik geen water of andere vloeistoffen voor reiniging.
• Het toestel dient met een zacht materiaal of met zacht druklucht
gereinigd te worden.
• Gebruik geen reinigingsmiddelen noch oplosmiddelen zodat de
kunststof onderdelen niet beschadigd raken.
• Reinig regelmatig de ventilatieopeningen in de behuizing van de
motor, zodat het toestel niet oververhit raakt.
• Bij beschadiging van de spanningskabel dient deze op een kabel
met dezelfde parameters uitgewisseld te worden. Deze handeling
dient door een vakbekwame medewerker uitgevoerd of aan een
herstelservice in opdracht gegeven te worden.
• Bij te grote vonkproductie op de commutator dient de controle
van de staat van de koolborstels door een vakbekwame
medewerker uitgevoerd te worden.
• Bewaar het toestel altijd op een droge plek en buiten bereik van
kinderen.
UITWISSELING VAN KOOLBORSTELS
Versleten (korter dan 5 mm), afgebrande of gebarsten koolborstels
van de motor dienen onmiddellijk uitgewisseld te worden. Altijd
dienen er beide borstels tegelijk uitgewisseld te worden.
• Draai de deksels van de koolborstels (7) los (afb. E).
• Trek aan de drukveer en neem de versleten koolborstels weg.
• Verwijder het eventuele stof met gebruik van zacht druklucht.
• Plaats de nieuwe koolborstels (de borstels dienen onbelemmerd
in de borstelhouders zitten) en plaats opnieuw de drukveer
(afb. F).
• Monteer de deksels van de koolborstels (7).
Zet de slijper zonder belasting na het vervangen van de
koolborstelsen aan en wacht ong. 1-2 minuten, totdat de
koolborstels zich aan de motor aanpassen. De uitwisseling
dient door een vakbekwame persoon en met originele
onderdelen te gebeuren.
Allerlei soorten van stoornissen dienen door een geautoriseerde
servicedienst van de producent verwijderd te worden.
103