gens de afbeelding.
- Na het aansluiten plaats de connectoren weer in de huls van schuimrubber.
- Sluit de besturingseenheid (A) aan en wikkel ze in de viltbescherming (H). Leg de zoda-
nig klaargemaakte besturingseenheid in de holte onder het rechter achterlicht.
- Plak op de rand van de metaalplaat de grote zelfklevende band (J) om de beschadiging
van de geleiders door wrijving te voorkomen.
- Bevestig losliggende bedrading met de zelfklevende band (I).
- De geleiders van de sensors moet u, langs de binnenkant van het achterste eind-
vlak, boven elkaar zo leiden, dat deze het paneel van de dorpel van de bagage-
ruimte niet aanraken. Borg de positie ervan met de twee zelfklevende banden (I).
Zet na het voltooien van de montage alle gedemonteerde delen terug op de plaats
volgens de handleiding voor de werkplaats. Sluit de accu aan en voer alle handelingen
uit in verband met het loskoppelen en weer aansluiten van de accu. Test de werking
van de sensors.
Opgelet
Als er onregelmatig een valse waarschuwing voor een hindernis voorkomt, kan
ook de ijsaanslag op de sensors de oorzaak zijn. Maak de sensors schoon (niet met
hogedrukspuit).
Als er onmiddellijk na het inleidingdeuntje een aparte waarschuwingstoon klinkt, is een
sensor losgekoppeld of beschadigd. Het nummer van de gebrekkige sensor wordt door
het aantal korte piepen na de waarschuwingstoon aangewezen:
1 piep hoeksensor nr. 1 (PIN 11, 23)
2 piepen centrale sensor nr. 2 (PIN 9, 21)
3 piepen centrale sensor nr. 3 (PIN 10, 22)
4 piepen hoeksensor nr. 4 (PIN 12, 24)
Reservesensors kunnen worden besteld onder bestelnummers:
BEA 700 001 01 – centrale sensors
BEA 700 001 02 – hoeksensors
Waarschuwing
Het vermogen van het systeem om hindernissen te detecteren hangt af van het
materiaal en vorm ervan!
De geluidssignalering bij het achteruitrijden betekent niet, dat de bestuurder niet
aansprakelijk is voor schade, veroorzaakt door hem bij het parkeren en vergelijkbare
manoeuvres.
NL