Schoorsteendimensionering
De schoorsteendimensionering gebeurt naar
EN 133841 en 2 resp. maar de specifieke voorschrif-
ten van het land. De schoorsteen moet in overeen-
stemming zijn met de temperatuurklasse T400.
Noodzakelijke gegevens
Gesloten bedrijf
met kloofhout / houtbriket:
● Nominaal warmtevermogen .................. 6,0 / 6,0 kW
● Uitlaatgasmassastroom ......................... 5,4 / 5,0 g/s
● Uitlaatgastemperatuur
op de aansluitstomp ............................. 280 / 285 °C
● Minimum persdruk bij
nominaal warmtevermogen ......................12 / 12 Pa
Toevoer van verbrandingslucht
Er moet voor voldoende toevoer van verbrandings-
lucht gezorgd worden. Eventueel moet deze van bui-
ten worden toegevoerd. Spreekt U daarom met Uw re-
gionale schoorsteen-vegermeester, vakhandelaar of
ambachtsman.
Opgelet:
Verbrandingsluchtinlaat en convectieopeningen
mogen niet afgesloten of afgedekt worden!
Als het apparaat niet in werking is en als er kamer-
lucht-onafhankelijke of externe verbrandingslucht
toegevoerd wordt, moet de afsluitklep van de ver-
brandingsluchtleiding of de luchtschuif aan het ap-
paraat gesloten worden, omdat er anders door de
voortdurende circulatie van koude lucht kamer-
warmte door de schoorsteen ontsnapt en zich aan
de koude verbrandingsluchtleidingen vermeerd
condenswater kan vormen.
Externe verbrandingsluchtaansluiting
Om de verbrandingslucht van het apparaat niet de op-
stelruimte maar extern over een leiding aan te voeren,
bestaat de mogelijkheid aan het apparaat achteraan of
beneden een verbrandingsluchtleiding Ø 125 mm aan
te schroeven. Wordt de verbrandings-luchtleiding lan-
ger als 3 m uitgevoerd, dan moet het rekenkundig be-
wijs voor de verbrandingslucht-verzorging worden ge-
leverd. Bij heel lage buitentemperaturen kan zich aan
de verbrandingsluchtleiding condenswater vormen.
Om deze reden moet deze leiding met geschikt isola-
tiemateriaal geïsoleerd worden.
Gebruik
de
Olsberg
afdichtlip.
verbrandingsluchtpijp
Monteren van de haardkachel
De plaatsingsbodem moet vlak en waterpas zijn. De
haardkachel mag slechts op vloeren met voldoende
draagvermogen geplaatst worden. Ter beveiliging van
de vloer kan de haardkachel op een bodemplaat of een
glasplaat worden gezet.
Bij een brandbare vloer of tapijtvloer moet een stabie-
le en onbrandbare vonkenopvangnet plaat worden ge-
bruikt. Deze moet naar voor om 50 cm en zijdelings om
30 cm over de voorhaardopening van de haardkachel
uitsteken.
Montagevolgorde
● De aansluiting van de kachelpijp Ø 150 mm kan
naar keuze boven of achteraan plaatsvinden. Het
apparaat wordt voor een aansluiting boven voorge-
monteerd geleverd. Moet achteraan worden aan-
gesloten, dan moet in de volgende stappen worden
omgemonteerd:
- Kapje in de achterwand losbreken
- Afsluitdeksel achteraan afschroeven. De schroe-
ven door de aansluitstomp tegen meedraaien met
een schroefsleutel borgen.
- De
aansluitstomp
losschroeven.
- Na plaatsgevonden wissel afsluitdeksel/aansluit-
stomp met het bijgevoegde inlegdeksel het gat in
de afdekkap sluiten.
● Montageplaats vastleggen. In het stralingsbereik
van de haardkachel mogen tot en met een afstand
van 80 cm, gemeten vanaf de zichtruit van de vuur-
haarddeur, geen voorwerpen uit brandbaar materi-
aal voorhanden zijn of worden neergezet.
De minimumafstand tot brandbare of dragende
muren: zijdelings 15 cm en achteraan 15 cm
● Pijpvoering (bouwzijdig) in de schoorsteen inbou-
wen. De aansluithoogte kan bij de kachelpijpaanslui-
ting boven individueel worden vastgelegd, mag ech-
ter niet meer dan 1,5 m vanaf de aanluitstomp be-
dragen. Aansluithoogte bij kachelpijpaansluiting zie
hoofdstuk „Technische gegevens". Er mag zich bin-
nen een radius van 20 cm rond de kachelpijp geen
brandbaar materiaal bevinden.
● De kachelpijp aan beide aansluitpunten met ovenkit
duurzaam aansluiten.
● Haardkachel aan de voorgeziene plaats schuiven
en zo uitrichten, dat de kachelpijp in de pijpvoering
past.
De kachelpijpaansluitingen moeten dicht zijn. De ka-
met
chelpijp mag niet in de schoorsteen binnensteken.
Houd er a.u.b. rekening mee dat er aan de wanden
waar de kachel tegen aan staat, volgens de eisen
van de EN 13240 een temperatuur van 85°C bereikt
kan worden en dat dit een verkleuring van licht be-
hang of soortgelijke brandbare bouwstoffen tot ge-
volg kan hebben.
door
het
achterste
gat
23