de ingebouwde vreemde onderdelen resp. de ombouw oorzaak van
nadien opgetreden defecten en / of schade was. De aantoonplicht
en de bewijslijst daaromtrent, dat de inbouw van vreemde onder-
delen in Trix-producten of de ombouw van Trix-producten niet de
oorzaak van opgetreden defecten en / of schade is geweest, berust
bij de voor de inbouw en / of ombouw verantwoordelijke persoon
en / of firma danwel bij de klant.
Opmerking voor de motor-aangedreven pantografen:
• Geschikt bedrijfssysteem: Trix Systems
• De rijspanning kan, vanwege het principe, niet via de
pantografen van de bovenleiding afgenomen worden.
• Voor het eerste gebruik: pan-
tografen los klikken (transport
beveiliging).
• Voor het verpakken of opbergen:
1. Pantografen naar de bovenste
stand brengen.
2. Pantografen handmatig naar
beneden drukken en vast klikken.
• Op zijn vroegst ca. 5 seconden na
iedere inschakeling van de baan kun-
nen de pantografen bewogen worden.
Na het bewegen van de pantograaf
dienen minimaal
3 seconden te verstrijken, voordat de
baan wordt uitgeschakeld.
• Functie aan: pantograaf gaat omhoog.
unctie uit: pantograaf gaat naar beneden.
• f1: pantograaf boven cabine 1 (vóór).
f2: pantograaf boven cabine 2 (achter).
• Om de behuizing te af te nemen, kan de pantograaf het
best worden ontgrendeld.
• Mochten de pantografen na het ontgrendelen niet
zelfstandig in de bovenste positie spingen, dient de
locbehuizing losgemaakt en omhoog geschoven te
worden, tot de pantografen zelfstandig in de bovenste
positie gaan. In geen geval de pantografen omhoog
trekken!
• De elektronica reageert alleen op een functiewisseling.
Te snel heen en weer schakelen wordt door de elektro-
nica genegeerd.
• De pantografen alleen bewegen als de loc stilstaat.
• De beweging van de pantografen pas omschakelen als
de eindpositie is bereikt.
• De eindpositie van de pantografen wordt door de elek-
tronica zelf aangeleerd. Na een storing in de bedrijfsaf-
loop moet de elektronica deze eindposities deels weer
opnieuw leren herkennen. Deze nieuwe justering is aan
het gewijzigde tijdsverloop tijdens de omlaagbeweging
herkenbaar.
• Bij het inschakelen van de baan, bij stroomonderbrekingen
en dergelijke bedrijfstoestanden kan de weergave van
de functie op de rijregelaar afwijken van de werkelijke
toestand. Na bediening van de functietoets zijn aflezing en
toestand weer met elkaar in overeenstemming.
• Stroomonderbreking tijdens het bewegen van de
pantografen: pantograaf blijft staan, ook na het opnieuw
inschakelen. De pantograaf beweegt pas weer bij opni-
euw indrukken van de functietoets.
9