NL
GEBRUIKSAANWIJZING
Montage van de kop aan de aandrijfeenheid
Model YT-82600 (II)
Trek de schroefdraadbus weg en controleer de staat van de dichting rondom de bevestiging. Indien er schade aan de dichting
wordt opgemerkt, dient ze door een nieuwe te worden vervangen alvorens met de werkzaamheden te beginnen. Breng het uitein-
de van de fl exibele kopschacht op het uitstekende deel van de aandrijfschacht van de aandrijfeenheid.
Draai de schroefdraadbus op de schroefdraad van de aandrijfeenheid. Controleer of de kop zich niet vanzelf zal ontkoppelen
tijdens de werking.
Model YT-82601
Draai de handvatvergrendeling zodanig, dat de uitsnijding zich binnen de bevestiging bevindt en het inchuiven van de bevestiging
van de fl exibele kopschacht in de bevestigingsopening van de aandrijfeenheid mogelijk zal maken (II). Schuif de bevestiging van
de fl exibele schacht zodanig, dat één van de insnijdingen zich met de handvatvergrendeling bedekt. Draai de handvatvergrende-
ling (III), en controleer vervolgens of de kop zich niet vanzelf zal ontkoppelen tijdens de werking.
Het in- en uitschakelen van de aandrijfeenheid
Model YT-82600 (III)
De aandrijfeenheid dient tijdens de werking met beide handen te worden vastgehouden. Druk op de schakelaar en houdt hem
ingedrukt op het toestel in te schakelen. Laat de schakelaar los om de aandrijfeenheid uit te schakelen.
De schakelaar werd uitgerust met een vergrendeling waarmee de schakelaar kan worden vergrendeld in werkende positie. Om
de vergrendeling in te schakelen, druk op de schakelaar en houd hem ingedrukt. Druk vervolgens de vergendelingsknop in en
laat tegelijkertijd de schakelaar los.
Druk de schakelaar opnieuw in om de vergrendeling uit te schakelen.
Model YT-82601 (IV)
De aandrijfeenheid dient tijdens de werking met beide handen te worden vastgehouden. De stellage rondom de eenheid heeft
een kunststofhiel waardoor de aandrijfeenheid op een ondergrond kan worden gelegd. Zelfs wanneer de aandrijfeenheid op een
ondergrond wordt neergelegd, dient de eenheid met beide handen te worden vastgehouden. Het is verboden om de aandrijfeen-
heid zonder die vasthouden of zonder toezicht achter te laten.
Aan de achterkant van de behuizing bevindt zich een schakelaar. De instelling ervan in positie ingeschakeld – I of in positie
uitgeschakeld – O, zal de werking van de aandrijfeenheid beëindigen. Het is niet nodig om de schakelaar ingedrukt te houden
tijdens de werking. Naast de schakelaar bevindt zich een beveiligingsknop voor overbelasting. Indien de aandrijfeenheid wordt
tijdens de werking vanzelf uitgeschakeld, dan kan dit betekenen dat de beveiliging voor overbelasting in werking is getreden. In
dit geval dient de schakelaar in positie uitgeschakeld – O te worden ingesteld. Trek vervolgens de stekker van de voedingskabel
uit het stopcontact, wacht totdat de aandrijfeenheid afkoelt, druk op de beveiligingsknop en schakel met behulp van de schakelaar
de aandrijfeenheid in.
Aanbevelingen betreff ende de bediening en werking met de betonvibrator
Houd altijd de aandrijfeenheid en de kop vast om de aandrijfeenheid met de aangesloten kop te verplaatsen. Verplaatsen van het
product met een belaste fl exibele schacht kan de bevestiging baschadigen.
Het beton dient in de vorm of bekisting met lagen te worden gegoten. De laagdikte mag 50 cm niet overschrijden. Het is raadzaam
opdat de dikte tussen 30 en 50 cm bedraagt.
Het product is bestemd voor een betonmortel met een dikte van ten minste 10 cm.
De kop dient in de mortel altijd verticaal te worden gestoken en in deze positie tijdens de werking te worden gehouden. Maak
met de kop verticale bewegingen tijdens de werking. Verplaats de kop die in het beton steekt niet naar een nieuwe plaats. Neem
hiervoor de kop uit het beton en steek ze er op een nieuwe plaats in.
Druk de kop niet te hard in het beton in. De kop kan op wapeningsstafen steunen. In dit geval neem de kop er uit en probeer ze er
opnieuw in te steken. Vermijd indompeling van de kop te dicht bij de wand of bekisting. De kop mag niet met andere hindernissen
in contact komen tijdens de werking. Houdt een afstand van ten minste van 7 cm van mogelijke hindernissen.
Begin met de werkzaamheden vanaf de laagste betonlagen en ga geleidelijk over op diepere lagen.
De kop dient op regelmatige afstanden over de volledige betonoppervlakte te worden ingedompeld. De afstand dient van 8 tot
10 keer de grootte van de kopdiameter te bedragen, dit betekent van 28 tot 35 cm in geval van een kop die met het product werd
meegeleverd.
Verplaats de kop in het beton niet te snel. Enkel dan zal het beton in staat zijn om de plaats correct af te dekken. Verplaats de kop
met een snelheid van ongeveer 8 cm/s. Enkel tijdens het uitnemen van de kop dient het uiteinde ervan snel te worden uitgenomen
om verstoring van de betonoppervlakte te vermijden.
Controleer de tijd waarin de kop in het beton steekt. Indien de kop te kort in het beton steekt, zal ze niet alle luchtbellen verwijde-
ren en wanneer de kop in het beton te lang steekt, dan kan ze scheiding van de betoncomponenten veroorzaken. De dompeltijd
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
64