HET WERKSTUK MET DE AARDE VERBINDEN
Wanneer het werkstuk niet met de aarde verbonden is om
reden van elektrische veiligheid of wegens de afmetingen en de
positie kan het met de aarde verbinden van het werkstuk de
straling verminderen. Wel moet men er op letten dat door het
werkstuk te aarden dit geen aanleiding mag geven tot verhoogd
risico op ongevallen voor de operator nog tot beschadiging van
andere elektrische apparaten. Respecteer de nationale
voorschriften inzake het met de aarde verbinden.
AFSCHERMING
Het selectief afschermen van andere kabels en apparaten in het
eromheen liggende gebied kan de interferentieproblemen doen
afnemen.
Voor speciale toepassingen kan de afscherming van de hele
las(snij)installatie in overweging genomen worden.
1.5 Beveiligingsgraad IP
Beveiligingsgraad van het omhulsel in overeenstemming met EN
60529:
IP21S
- Omhulsel beveiligd tegen de toegang tot gevaarlijke onderde-
len van vingers en vreemde voorwerpen met een diameter
groter dan of gelijk aan 12,5 mm.
- Omhulsel beschermd tegen het verticaal vallen van water-
druppels.
Niet buiten gebruiken als het regent.
- Omhulsel beschermd tegen de schadelijke gevolgen van het
binnendringen van water, wanneer de beweegbare delen van
het apparaat niet in beweging zijn.
1.6 Risico analyse
Risico's veroorzaakt door
de machine
Risico's door foutieve installatie.
Risico's van elektrische en
mechanische aard.
Risico's die een gevolg zijn
van elektromagnetische sto-
ringen opgewekt door de
lasgenerator.
2 INSTALLATIE
2.1 Wijze van optillen, transport en lossen
Het gewicht van het apparaat niet onderschatten,
(zie technische kenmerken).
Het apparaat nooit laten vallen of bruusk neerzet-
ten.
De installatie is voorzien van een handgreep waarmee hij met
de hand verplaatst kan worden.
Als hetgeen boven beschreven is niet altijd strikt in acht genomen
wordt, dan kan de fabrikant niet aansprakelijk gesteld worden.
42
Oplossingen
Deze risico's worden door het
opvolgen van de instructies uit
de handleiding geëlimineerd.
Toepassen van de norm
EN 60974-1.
Toepassen van de norm
EN 60974-10.
2.2 Plaatsen van de generator
Hoe hierbij rekening met volgende richtlijnen:
- Het apparaat niet opstellen in te kleine lokalen.
- Plaats de generator op een droge, schone plaats met passen-
de ventilatie.
- Bescherm de installatie tegen slagregen en tegen de zon.
Plaats de generator aan de linkerkant om stoten of
eventueel vallen te voorkomen en een goede ven-
tilatie te garanderen.
2.3 Aansluiting
2.3.1 Stroomtoevoer
De generator is voorzien van een stroomkabel voor de aanslui-
ting op het enkelfasennet.
Aardverbinding
2.3.2
Voor de bescherming van de gebruikers moet de installatie goed
geaard zijn. De voedingskabel is voorzien van een geleider
(geel-groen) voor de aardverbinding. Deze draad moet
verbonden worden met een geaarde stekker.
2.3.3 Mogelijke elektrische storingen
Het apparaat kan niet worden ingeschakeld:
- Geen spanning op de netstekker.
- Voedingskabel of netstekker defect.
- Aan/uit schakelaar defect.
Geen uitgangsstroom:
- Toortsknop defect.
- Oververhitting van het toestel. Wachten tot het apparaat is
afgekoeld. terwijl het toestel ingeschakeld blijft.
- Onjuiste massa-aansluiting.
- Elektronica defect.
Niet correcte uitgangsstroom:
- Potentiometer regeling lasstroom defect.
In geval van twijfel of bij problemen, aarzel niet de dichtst
bijzijnde technische dienst te raadplegen.
2.4 Inbedrijfstelling
De aardgeleider moet zo dicht mogelijk bij de
lassen worden aangesloten.
Voor het lassen, controleer de staat van de
elektrische kabels en van de lastoorts. Bij
beschadiging niet met lassen beginnen vooraleer
de defecte onderdelen hersteld zijn of vervangen.