reinigen object kan het straalmondstuk op
het straalpistool worden verwisseld.
GEVAAR
Gevaar voor letsel
Het apparaat kan onbedoeld starten en ver-
wondingen en koude brandwonden veroor-
zaken door de straal droogijspellets.
Zet de programmaschakelaar op "0/OFF"
voordat u het straalmondstuk vervangt.
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel
Direct na gebruik is het mondstuk erg koud
en kan bij aanraking koude brandwonden
veroorzaken.
Laat het mondstuk ontdooien voordat u het
terugplaatst of draag veiligheidshand-
schoenen.
LET OP
Beschadigingsgevaar
Gebruik het apparaat niet als er geen
straalpijp op het straalpistool is bevestigd.
1. Druk de ontgrendelingsknop in en trek
het straalmondstuk uit het straalpistool.
Afbeelding D
Straalpistool
1
Plug
2
Straalmondstuk
3
Ontgrendelingsknop
4
2. Druk het andere mondstuk in het spuitpi-
stool tot het vastklikt.
Opmerking: De straalmond is correct
ingeschakeld, als de pen niet meer uit
de behuizing steekt. De straalmond kan
in de gewenste richting worden ge-
draaid.
Sluit perslucht aan
Opmerking
Voor een probleemloze werking moet de
perslucht een laag vochtgehalte hebben
(maximaal 5% relatieve vochtigheid, dauw-
punt lager dan 0 °C). De perslucht moet vrij
zijn van olie, vuil en vreemde voorwerpen.
De perslucht moet droog en olievrij zijn, er
moeten ten minste één nakoeler en één af-
scheider achter de compressor zijn aange-
sloten.
De persluchttoevoer moet zijn voorzien van
een door de klant aangebrachte drukregelaar.
1. Trek persoonlijke beschermingsmidde-
len aan.
2. Sluit een persluchtslang aan op de pers-
luchtaansluiting van het apparaat.
3. Open langzaam de persluchtafsluitklep
ter plaatse.
Sluit de koolstofdioxidefles aan
Eisen aan de CO
-toevoer:
2
● Stijgfles voor het afzuigen van vloeibaar
CO
.
2
● De CO
-kwaliteit moet overeenkomen
2
met de informatie in het hoofdstuk "Re-
glementair gebruik".
● CO2-fles zonder restdrukklep of terug-
slagklep.
LET OP
Functiestoringen
Een restdrukklep of terugslagklep in ver-
band met de CO
-fles voorkomt dat de be-
2
nodigde CO
-hoeveelheid wordt
2
onttrokken.
Gebruik alleen CO2-flessen zonder rest-
drukklep/terugslagklep. Een restdrukkep is
te herkennen aan de kleinere uitlaatdiame-
ter.
Afbeelding E
CO
-fles zonder restdrukklep
1
2
Co2-fles
-fles met restdrukklep
2
2
Naarmate de temperatuur stijgt, neemt de
effectiviteit van de pelletproductie af en
komt een groter deel van de kooldioxide in
gasvorm via de afvoerslang vrij. Bewaar
kooldioxideflessen zo koel mogelijk (onder
31 °C) en bescherm ze tijdens gebruik te-
gen warmte, zonnestraling en hitte.
1. Breng het apparaat op een vlak, stabiel
oppervlak.
2. Zet de vastzetrem op beide zwenkwie-
len vast.
3. Open beide houderriemen voor de kool-
stofdioxidefles.
4. Plaats de koolstofdioxidefles op het op-
pervlak van het apparaat.
Opmerking: Als de kooldioxidefles op
een fleswagen wordt vervoerd, kan de
voorkant van het vloeroppervlak op de
transportwagen op het oppervlak van de
inrichting worden geplaatst. Daarna kan
de fles van de wagen door draaien naar
de standplaats worden verplaatst.
5. Leg beide banden om de koolstofdioxi-
defles, vergrendel ze en draai ze vast.
6. Draai de beschermdop van de kooldioxi-
degasfles los.
LET OP
Storingen mogelijk
Vetsporen verstoren de vorming van
droogijssneeuw in het apparaat.
Controleer de aansluitingen en schroef-
draad van de kooldioxidefles en de kooldi-
oxideslang en reinig deze indien nodig
voordat u ze op het apparaat aansluit.
Zorg ervoor dat er een onbeschadigde af-
dichting tussen de fles en de flesaansluiting
is aangebracht.
7. Sluit de kooldioxideslang met filter aan
op de fles.
8. Zorg voor een afdichting tussen de fles
en de slang.
9. Draai de wartelmoer met een steeksleu-
tel iets vast.
Netaansluiting tot stand brengen
GEVAAR
Gevaar voor letsel door elektrische
schok
Het gebruikte stopcontact moet worden ge-
ïnstalleerd door een elektricien en moet
voldoen aan IEC 60364-1.
Het apparaat mag alleen worden aangeslo-
ten op een stroomvoorziening met randaar-
de.
Het gebruikte stopcontact moet gemakke-
lijk toegankelijk zijn en zich op een hoogte
tussen 0,6 m en 1,9 m boven de vloer be-
vinden.
Het gebruikte stopcontact moet zich in het
gezichtsveld van de bediener bevinden.
Nederlands
Het apparaat moet worden beveiligd met
een aardlekschakelaar (30 mA).
De stroomkabel van het apparaat voor elk
gebruik op beschadigingen controleren.
Gebruik het apparaat niet, als de kabel be-
schadigd is. Beschadigde kabel laten ver-
vangen door een gekwalificeerde
elektricien.
De verlengkabel moet IPX4-bescherming
bieden en het kabelontwerp moet minimaal
voldoen aan H 07 RN-F 3G1.5.
Ongeschikte verlengkabels kunnen ge-
vaarlijk zijn. Als een verlengsnoer wordt ge-
bruikt, moet deze geschikt zijn voor gebruik
buitenshuis en moet de aansluiting droog
en boven de grond zijn. Aanbevolen wordt
om een kabelhaspel te gebruiken die het
stopcontact minimaal 60 mm boven de
vloer houdt.
1. De netstekker in het stopcontact steken.
Reset straaltijd
Ter berekening van de werktijd kan de straal-
tijdteller voor begin op 0 worden gereset.
1. De programmeerschakelaar in stand
Reset draaien.
Afbeelding F
Resterende looptijd tot de volgende
1
klantenservice
Straaltijd sinds laatste reset
2
Toets perslucht/pellets
3
2. Druk op de perslucht/pellets-knop op het
straalpistool.
De straaltijd wordt naar 0 gereset
Bediening
GEVAAR
Gevaar voor letsel
Rondvliegende droogijspellets kunnen ver-
wondingen of koude brandwonden veroor-
zaken.
Richt het straalpistool niet op personen.
Verwijder derden van de plaats van gebruik
en houd ze tijdens het gebruik op afstand
(bijv. middels afschermingen). Raak het
straalmondstuk of de droogijsstraal tijdens
gebruik niet aan.
1. Voer alle onderhoudswerkzaamheden
uit het hoofdstuk "Verzorging en onder-
houd/dagelijks voor het gebruik" uit.
2. Zet de werkzone af om te voorkomen
dat mensen deze tijdens het gebruik be-
treden.
GEVAAR
Verstikkingsgevaar
Verstikkingsgevaar door kooldioxide. De
droogijspellets bestaan uit vaste kooldioxi-
de. Wanneer het apparaat wordt bediend,
neemt het kooldioxidegehalte van de lucht
op de werkplek toe.
Leg de afvoerslang bijvoorbeeld buiten, zo-
dat niemand door kooldioxide in gevaar
wordt gebracht.
Opmerking: Koolstofdioxide is zwaarder
dan lucht. Zorg ervoor dat kooldioxide niet
naar beneden komt, bijvoorbeeld van bui-
tenaf in een kelder onder de werkplaats
(stroomt).
Voor langdurige straalwerkzaamheden
(langer dan 10 minuten per dag) en vooral
35