Toepassingsaanwijzingen
3
– geleidende rubbercontacten volledig op het te meten materiaal
leggen en eventueel iets aandrukken voor een goed contact
– oppervlak van het meetproduct dient vrij van stof en vuil te
zijn
– minimale afstand van 5 cm tot metalen voorwerpen
aanhouden
– metalen buizen, elektrische leidingen en wapeningsstaal
kunnen meetresultaten vervalsen
– metingen op meerdere meetpunten uitvoeren
Materiaalkarakteristieken
4
Het meetapparaat beschikt over 4 selecteer-
bare materiaalkarakteristieken. Kies vóór
begin van de meting - door indrukken van
de MODE-toets - het dienovereenkomstige
materiaal.
Screed cementestrik CT - C30 - F4 (NEN EN 13813)
Plaster gipspleister (machinepleister)
Soft-
houtsoorten met geringe dichtheid: bijv. spar, den,
wood
linde, populier, ceder, mahonie
Hard-
houtsoorten met hogere dichtheid: bijv. beuk, eik, es,
wood
berk
Nat/droog ledweergave
5
Naast de numerieke weergave van de meetwaarde in %
relatieve materiaalvochtigheid, biedt de ledweergave een
aanvullende, materiaalafhankelijke evaluatie van de vochtig-
heid. Met toenemend vochtgehalte verandert de ledweergave
van links naar rechts.De weergave met 12 leds is onderverdeeld
in 4 groene (droog), 3 gele (vochtig) en 5 rode (nat) segmenten.
Bij nat materiaal klinkt bovendien een signaal.
De classificatie ‚droog' betekent dat de materialen in een
!
verwarmde ruimte het evenwichtsvochtgehalte hebben
bereikt en in de regel geschikt zijn voor de verdere
verwerking.
MoistureFinder
11
NL