Gegevens betreffende het product
2.3.7
Pompaanvoer
Bij alle regelstrategieën volgt voor het starten van de brander in de warm-
teproducenten en pompaanvoer gedurende 2 minuten. Dit vermindert
de temperatuurgradiënten in de aanvoer en voorkomt het aanspreken
van een gradiëntbewaking.
2.3.8
Gebruik cascade met warmtewisselaar
In plaats van een evenwichtsfles kan ook een warmtewisselaar met
hydraulische scheiding van het cascadecircuit (primair circuit) en het
cv-circuit worden gebruikt.
Positionering temperatuursensor evenwichtsfles T0: de temperatuur-
sensor (T0) moet op de aanvoer na de warmtewisselaar secundairzijdig
(natte sensor) worden aangebracht ( Afb. 87 aan het einde van het
document). De toestelcirculatiepomp van het master-toestel blijft conti-
nu in gebruik, zolang een warmtevraag uit het systeem aanwezig is.
Hiervoor moet de parametrering worden aangepast: in Servicemenu
>Installatiegegevens > Sensor open verd. install oproepen en de in-
stelling Nee: Geen open verdeler kiezen.
Geoptimaliseerde sensormontage achter de warmtewisselaar
Voor een geoptimaliseerde sensormontage achter de warmtewisselaar
zijn er twee mogelijkheden ( Positie [1] met hoekkoppeling en positie
[2], afb. 24):
24
A
B
1
Afb. 24 Geoptimaliseerde sensormontage
De temperatuursensor moet in het midden van de buis meten.
▶ De inbouwdiepte van de evenwichtsfles-temperatuursensor met
kraanverlengingen aanpassen ( installatiehandleiding sensorset
evenwichtsfles). Bij een correcte montage steekt de sensor 1-2 cm in
de warmtewisselaar.
2.3.9
Hydrauliek met smoorklep
In plaats van hydrauliek met evenwichtsfles kan bij vloerstaande cv-toe-
stellen een hydrauliek met afsluiting van de warmtebron door een smoor-
klep worden geïnstalleerd. Hier moet de temperatuursensor (T0) op de
gemeenschappelijke aanvoer naar het cv-circuit (na het verbindingspunt
van de toestellen) worden aangebracht ( afb. 88 aan het einde van het
document). De smoorklep van het master-toestel blijft continu geopend,
zolang een warmtevraag uit het systeem aanwezig is.
Hiervoor moet de parametrering worden aangepast: in Servicemenu
>Installatiegegevens > Sensor open verd. install oproepen en de in-
stelling Nee: Geen open verdeler kiezen.
2.3.10 Gateway-functie (omvorming van 0-10 V-signaal EMS 2/
EMS plus)
Deze regelstrategie wordt gebruikt, wanneer de cv-installatie via een ge-
bouwautomatiseringssysteem met een 0-10 V-regeluitgang wordt gere-
geld en de ingestelde temperatuur direct (zonder interne regeling) aan
de aangesloten toestellen moet worden verzonden.
40
24
A
2
T0
T0
0010024454-001
De aanvoerstreeftemperatuur wordt net zoals bij de aanvoertemperatuur-
regeling door evaluatie van de 0-10 V-interface bepaald
( hoofdstuk 2.3.6, pagina 39). Deze streeftemperatuur wordt aan alle
aangesloten warmteproducenten via de bus-interface (BUS1...BUS4)
doorgegeven. Er kunnen 1 tot 16 cv-ketels worden gebruikt.
Elke warmteproducent werkt autark en regelt zelfstandig de ingestelde
ingestelde temperatuur of volgt eigen instellingen met een hogere priori-
teit (bijvoorbeeld warmwaterbedrijf, opstartgedrag, cyclusgedrag,
enzovoort).
De pompaanvoer ( hoofdstuk 2.3.7, pagina 40) is bij geactiveerde
gateway-functie uitgeschakeld.
2.4
Codeerschakelaar instellen
De regelgrootheid is, afhankelijk van de stand van de codeerschakelaar
het totale vermogen van de installatie of de met de aanvoertemperatuur-
sensor T0 gemeten temperatuur aan de evenwichtsfles. Om een stabiele
regeling van de installatie te realiseren, is de instelgrootheid van de in-
stallatie met interne regeling altijd het vermogen van de afzonderlijke
cv-ketel.
De regelgrootheid wordt via het vermogen van de afzonderlijke cv-ketels
ingesteld. De aanvoerstreeftemperatuur aan de warmteproducenten
staan op maximum.
B
Codeerschakelaar met bedrijfsindicatie van de module en toestandsindi-
catie van de aangesloten warmteproducent of module:
Afb. 25 Codeerschakelaar met toestandsindicatie van de module en
toestandsindicatie van de aangesloten warmteproducent of
module
Codering
Functie van de module
0
Uit (uitleveringstoestand)
1
Seriële standaard cascade
2
Seriële geoptimaliseerde cascade ( afb. 83 aan het einde van
het document)
3
Seriële cascade met pieklastafdekking
4
Parallelle cascade
5
Gateway-functie ( hoofdstuk 2.3.10, pagina 40)
Externe 0-10 V instelling aanvoerstreeftemperatuur zonder inter-
ne regeling
6
Externe 0-10 V-vermogensregeling met seriële standaard casca-
de (geen interne temperatuurregeling)
7
Externe 0-10 V-vermogensregeling met seriële geoptimaliseerde
cascade ( afb. 84 aan einde van het document, geen interne
temperatuurregeling)
8
Externe 0-10 V-aanvoertemperatuurregeling met seriële stan-
daard cascade
9
Externe 0-10 V-aanvoertemperatuurregeling met seriële geopti-
maliseerde cascade
10
De module is één van de maximaal 4 slave-cascademodules.
De master-cascademodule regelt de aangesloten warmteprodu-
centen overeenkomstig de daarop ingestelde codering
( afb. 85, aan het einde van het document).
Tabel 2 Codering en functie
4
3
2
1
S
0
Y
I
0 010 013 229-001
MC 400 – 6720890243 (2018/12)