Productinformatie
H Schade door vorst
Wanneer de installatie niet in bedrijf is, kan deze
bevriezen:
▶ Neem de aanwijzingen voor vorstbescherming in acht.
▶ Laat de installatie altijd ingeschakeld, vanwege ex-
tra functies zoals bijvoorbeeld de warmwatervoor-
ziening of het pomptestprogramma.
▶ Eventueel optredende storing direct verhelpen.
2
Productinformatie
De module is bedoeld voor het regelen van cascadesystemen. Een cas-
cadesysteem is een verwarmingssysteem, waarin meerdere warmte-
bronnen worden gebruikt, om een groter warmtevermogen te bereiken.
• De module is bedoeld voor aansturing van de warmtebron.
• De module is bedoeld voor het registreren van de buiten-, aanvoer- en
retourtemperatuur.
• Configuratie van het cascadesysteem met een bedieningsunit met
BUS-interface EMS 2 / EMS plus (niet met alle bedieningsunits
mogelijk).
De combinatiemogelijkheden van de module zijn te vinden in de aansluit-
schema's.
2.1
Belangrijke adviezen voor het gebruik
De bedieningsunit is direct met de cascademodule op de aansluitklem
"BUS" verbonden (niet BUS1...4) en configureert de cascade-installatie
in MC 400.
▶ De bedieningsunit NIET voor service- of bedieningsdoeleinden direct
op de toestellen steken, maar voor toestelspecifieke bedieningen het
bedieningspaneel direct op het toestel gebruiken.
Door het omsteken vervallen de instellingen van de cascade en de be-
dieningsunit moet opnieuw in bedrijf worden genomen.
De module communiceert via een EMS 2-EMS plus-interface met andere
EMS 2/EMS plus-compatibel BUS-deelnemers.
Wanneer bij warmtebronnen met toerentalgeregelde pomp bij de bran-
derstart het toerental te laag is, kunnen hoge temperaturen en te veel
branderschakelingen optreden.
▶ Indien mogelijk, pomp op aan/uit-bedrijf met 100% vermogen confi-
gureren, anders minimale pompvermogen op de hoogst mogelijke
waarde instellen.
• De module kan op bedieningsunits met BUS-interface EMS 2/EMS
plus (Energie-Management-Systeem) worden aangesloten. Als alter-
natief kan via de 0-10 V-interface op de module een externe vermo-
gens- of temperatuurvraag worden aangesloten.
• De module communiceert alleen met warmtebronnen met EMS,
EMS 2, EMS plus en 2-draads-BUS (HTIII) (behalve warmtebronnen
uit de productseries EcomLine, Economy, SmartLine.
• Alleen warmtebronnen van dezelfde fabrikant in de installatie aan-
sluiten.
• Alleen warmtebronnen met energiedrager gas of alleen warmtebron-
nen met energiedrager olie in één installatie gebruiken (geen warmte-
pompen met BUS-interface EMS 2/EMS plus toegestaan).
• De opstellingsruimte moet voor de beschermingklasse conform de
technische gegevens van de module geschikt zijn.
74
• Wanneer een boiler direct op een warmtebron is aangesloten:
– De systeemregelaar of de 0-10 V regelaar geeft geen informatie
over het warmwatersysteem aan en heeft geen invloed op de
warmwatervoorziening.
– Geadviseerd wordt, bij directe warmwatervoorziening een boiler
kleiner dan 400 l te gebruiken.
– Warm water inclusief de thermische desinfectie wordt direct door
de warmtebron gestuurd.
– Thermische desinfectie moet eventueel handmatig worden be-
waakt. Instructie van de warmtebron.
– Wanneer de bewaking van de thermische desinfectie aan de
warmteproducent niet mogelijk is, geen boiler direct op de warm-
tebron aansluiten.
2.2
Functiebeschrijving
2.2.1
Beginsel
De module moduleert het totale vermogen van de cascade afhankelijk
van het temperatuurverschil tussen de aanvoertemperatuur (bij de open
verdeler of op de warmtewisselaar voor de systeemscheiding) en de in-
gestelde systeemtemperatuur. Daarvoor worden toestellen na elkaar bij-
of afgeschakeld. De toestellen worden altijd via vermogensinstelling ge-
moduleerd en krijgen als insteltemperatuur de maximaal mogelijke in-
steltemperatuur. Voordat een toestel wordt bijgeschakeld, activeert de
module gedurende 2 minuten de cv-pomp om het toestel op bedrijfstem-
peratuur te brengen.
Elk toestel veroorzaakt bij het in- of uitschakelen een aanmerkelijke ver-
mogenssprong. De module gebruikt het voorheen ingeschakelde toestel,
om de vermogenssprong te verminderen.
Daarvoor moduleert de module het eerste toestel eerst tot maximaal ver-
mogen. Wanneer dan een volgend toestel wordt ingeschakeld, verlaagt
deze tegelijkertijd het vermogen van het eerste toestel. Daardoor veroor-
zaakt de tweede geen sprong in het totaal vermogen. Bij toenemende
vermogensbehoefte verhoogt de module dan weer het vermogen van het
eerste toestel. De tweede blijft op minimaal vermogen. Pas wanneer het
eerste toestel weer het maximale vermogen bereikt, volgt de modulatie
op het tweede toestel. Bij de overeenkomstige vermogensvraag wordt
dit voortgezet, tot alle toestellen werken met maximaal vermogen.
Wanneer het geleverde vermogen te hoog is, vermindert de module het
vermogen van het laatst ingeschakelde toestel tot het minimale vermo-
gen. Daarna wordt het daarvoor gestarte toestel (die nog met maximaal
vermogen werkt) in vermogen terug geregeld, tot deze tot het resterende
vermogen van het laatste toestel is gereduceerd. Pas dan wordt het laat-
ste toestel uitgeschakeld en tegelijkertijd de voorlaatste weer op maxi-
maal vermogen ingesteld. Daardoor wordt sprongsgewijs afnemen van
het totaalvermogen vermeden. Wanneer de bedrijfstemperatuur te hoog
blijft, wordt dit voortgezet tot alle toestellen zijn uitgeschakeld. Wanneer
de warmtevraag eindigt, worden alle toestellen tegelijkertijd uitgescha-
keld.
MC 400 – 6720890243 (2018/12)