Sandberg N300 Manual Del Usuario página 21

• Selecteer L2TP xDSL als u dit type verbinding heeft.
WAN Interface Settings: Stel de router in zodat deze automatisch een IP-adres verkrijgt of voer
o
het IP-adres, het subnetmasker en de gateway in als deze door uw internetaanbieder toegewezen
zijn.
L2TP Settings: Voer de informatie die uw internetaanbieder u heeft toegewezen in in de daarvoor
o
geschikte velden.
Als u alle wijzigingen hebt ingevoerd, klikt u op [OK]. De router bevestigt de wijzigingen. Klik
o
op [Apply].
Sluit het venster door op het kruisje rechtsboven te klikken.
o
De standaard routerconfiguratie is nu klaar. Voordat u de router gebruikt, moet u deze echter eerst
beveiligen tegen draadloze toegang door onbevoegden. De onderstaande sectie bevat informatie
over hoe u dit doet.
2.2 Een draadloos netwerk beveiligen
Als u de draadloze functionaliteit van de router gebruikt, moet u uw netwerk tegen ongeautoriseerde
toegang beveiligen door één van de ingebouwde beveiligingsfuncties in de router in te schakelen.
Dit beveiligt geautoriseerde gebruikers van het netwerk tegen ongeautoriseerde toegang van
buitenaf.
De router kan één van de volgende beveiligingsfuncties gebruiken:
• WEP
• WPA pre-shared key
• WPA RADIUS
Alle computers die een draadloze verbinding met de router tot stand brengen, moeten hetzelfde
type beveiliging gebruiken als de router. Het is daarom belangrijk om een beveiligingsmethode
te selecteren die door alle netwerkkaarten in het netwerk ondersteund wordt. Voor meer informatie
hierover adviseren wij u om de gebruikershandleiding van de afzonderlijke netwerkkaarten in
het netwerk te lezen.
Voor aanvullende beveiliging kan de functie MAC Address Filtering gebruikt worden. Zie sectie
2.3.4 voor informatie hierover.
De confi guratie van de diverse beveiligingskenmerken wordt beschreven in de onderstaande
secties.
2.2.1 Configuratie van WEP
1. Klik op [General Setup].
2. Klik op [Wireless] en daarna op [Security Settings].
3. Onder Encryption selecteert u WEP.
4. Onder Key Length selecteert u de encryptiesterkte. U kunt 64-bit of 128-bit selecteren. Voor
de beste beveiliging adviseren wij 128-bit.
5. Onder Key Format selecteert u het formaat voor het invoeren van beveilingscodes. U kunt HEX
(cijfers en/of letters van A tot F) selecteren of ASCII (letters en/of cijfers).
6. Onder Default TX Key selecteert u de beveiligingscode die standaard gebruikt moet worden.
7. In de velden Encryption Key 1-4 voert u maximaal vier beveiligingscodes in. Als u meerdere
codes invoert, kunnen de computers draadloos toegang krijgen tot het netwerk door één ervan
in te voeren. De codes moeten voldoen aan het formaat dat aangegeven staat in Key Length
en Key Format. Zowel hoofdletters als kleine letters kunnen gebruikt worden.
64-bit HEX – 10 cijfers en/of letters van A tot F
128-bit HEX – 26 cijfers en/of letters van A tot F
64-bit ASCII – 5 letters en/of cijfers
128-bit ASCII – 13 letters en/of cijfers
8. Klik op [Apply].
9. Klik op [Continue] om meer instellingen te wijzigen of op [Apply] om de router opnieuw te
starten zodat de nieuwe instellingen van kracht worden.
21