Toegang tot het elektrische klemmenbord
Draai beide schroeven "A" boven op het paneel los en verwijder het deurtje.
fig. 27 - Toegang tot het elektrische klemmenbord
2.6 Aansluiting op het rookkanaal
Het apparaat moet aangesloten worden op een rookkanaal dat ontworpen en gebouwd
is in overeenstemming van de geldende normen. De leiding tussen de ketel en het roo-
kafvoerkanaal moet vervaardigd zijn van voor dit doel geschikt materiaal, dat wil zeggen
bestendig tegen de temperatuur en tegen corrosie. Geadviseerd wordt de afdichting van
de verbindingspunten goed te onderhouden.
2.7 Afsluiting van condensafvoer
De condensafvoer van het apparaat moet aangesloten worden op een geschikt afvoer-
net. Houd rekening met de specifieke plaatselijke en landelijke voorschriften inzake
afvloeien van condenswater in het afvalwaternet. Het verdient aanbeveling om bij ge-
bruik van ketels die niet uitsluitend werken op olie met een laag zwavelgehalte (gehalte
S<50 ppm) te voorzien in een systeem voor condensneutralisatie.
Sluit de condensafvoerleiding op de achterkant van de verwarmingsketel (detail A -
fig. 28) aan op het condensneutralisatiesysteem en op het afvalwaternet. De conden-
safvoerleidingen moeten zuurbestendig zijn en minstens 3° naar de afvoer hellen, zon-
der vernauwingen of verstoppingen.
BELANGRIJK. Alvorens het apparaat in we-
B
rking te stellen de sifon met water vullen.
LET OP: het apparaat mag nooit in werking
worden gesteld met lege sifon!
Controleer regelmatig of er water in de sifon
staat.
fig. 28 - Condensafvoer
70
NL
ATLAS D ECO COND UNIT
2.8 Ombouwen van de ketel met brander met gesloten verbrandingskamer (alleen
uitvoering ATLAS D ECO 34 COND UNIT)
LET OP: de hier aangegeven aansluiting met
B
gescheiden leidingen kan alleen worden uit-
gevoerd met de kit met gesloten verbrandin-
gskamer.
Op aanvraag is een kit verkrijgbaar om de ketel met brander met gesloten kamer om te
bouwen. Hiermee kan de voor de verbranding benodigde lucht rechtstreeks van buitenaf
aangezogen worden.
Raadpleeg voor de installatie de met de kit meegeleverde aanwijzingen.
Na installatie van de kit wordt het apparaat van het "type C" met gesloten verbrandin-
gskamer en geforceerde trek. De luchtingang en de rookgasuitgang moeten verbonden
worden met één van de afvoer-/aanzuigsystemen die hierna staan aangegeven. Het ap-
paraat is goedgekeurd om te werken met alle in deze handleiding vermelde soorten Cxy
schoorstenen. Het is echter mogelijk dat sommige configuraties nadrukkelijk beperkt zijn
of niet zijn toegestaan op grond van wetgeving, normen of plaatselijke verordeningen.
Voordat u overgaat tot de installatie de betreffende voorschriften zorgvuldig controleren
en naleven. Houd u bovendien aan de regels met betrekking tot de plaatsing van de ter-
minals aan de wand en/of het dak en de minimumafstanden tot ramen, wanden, ventila-
tie-openingen, enz.
Gebruik uitsluitend leidingen van roestvrij staal, geschikt voor gebruik met con-
A
densatieketels op stookolie.
Aansluiten van gescheiden leidingen
fig. 30 - Aansluitvoorbeelden met aparte leidingen (
Voordat u overgaat tot de installatie met behulp van de volgende, eenvoudige bereke-
ning, controleren of de maximaal toegestane lengte niet wordt overschreden:
1.
Bepaal het schema van het systeem met dubbele rookafvoer volledig, inclusief ac-
cessoires en uitgangsterminals.
2.
Raadpleeg de tabella 3 en bepaal in m
component, afhankelijk van de plaats van installatie.
3.
Controleer of de totaalsom van het verlies minder is dan of gelijk aan de maximaal
toelaatbare lengte in tabella 2.
Tabella. 2 - Aparte leidingen
Model
Maximaal toegestane lengte
cod. 3541Q463 - Rev. 00 - 09/2021
fig. 29 - Kit ombouwen gesloten verbrandingskamer
(equivalente meter) het verlies voor elke
eq
= Lucht
= Rook)
Aparte leidingen
ATLAS D ECO 34 COND UNIT
25 m
eq