a) selecteer de pijltoets, rechtsonder op het scherm, die een ver-
volgmenu opent (afb. 19) en selecteer het item "Opslaan in be-
stand" dat dient om de parameters van de geselecteerde inrichting
op te slaan in een bestand/archief.
b) selecteer vervolgens het item "Laden bij volgende start" zodat
de gebruiker vanaf de "Home page" rechtstreeks toegang zal krij-
gen tot de "Gebruikersconsole" van waaruit hij zijn installatie zal
besturen.
Het vervolgmenu (afb. 19) bevat nog andere items:
- Laad van bestand: dient om parameters van een reeds ge-
archiveerde inrichting te importeren.
- Gebeurtenis op de voorgrond: wanneer deze functie actief
is, zal, wanneer het venster van het programma gereduceerd is
tot pictogram op de toolbar van de computer en iemand één
van de automatiseringen van de installatie aanstuurt, het venster
van het programma weer actief worden, zodat de werkingssta-
tus van de installatie gecontroleerd kan worden.
05. Na de wijzigingen te hebben opgeslagen, gaat u door naar het
scherm "Gebruikersconsole" (afb. 20) dat alle aangesloten inrich-
tingen weergeeft (in de vorm van pictogrammen) en waar men de
naam en de werkingsstatus van de inrichting kan aflezen. Dit is
het scherm dat de gebruiker zal gebruiken.
06. Op dit punt is het om een inrichting aan te sturen voldoende om te
dubbelklikken op het gewenste pictogram om de geprogram-
meerde instructie te activeren.
19
20
Nederlands – 17