RBC 20 lader voor geavanceerde lithiumbatterijen
OPMERKING!
Deze lader is uitsluitend compatibel
met de RIDGID Li-ionbatterijen vermeld
in het hoofdstuk Toebehoren.
Pictogrammen
Dubbel geïsoleerd
Inspectie en configuratie van de
lader
WAARSCHUWING
Controleer de lader en de batterijen elke dag voor
gebruik en verhelp eventuele problemen. Stel de
lader in volgens de procedures hieronder om het
risico van letsel door een elektrische schok, brand
of een andere oorzaak te beperken en beschadiging
van het gereedschap en het systeem te voorkomen.
1. Vergewis u ervan dat de stekker van de lader niet
in het stopcontact zit. Controleer het netsnoer, de
lader en de batterijen op beschadigingen of wijzi-
gingen, en op gebroken, versleten, ontbrekende,
slecht afgelijnde of geblokkeerde onderdelen. Bij
problemen gebruikt u de lader of batterijen niet
meer voordat de onderdelen correct gerepareerd of
vervangen zijn.
2. Veeg vet, olie en vuil weg zoals beschreven in het
hoofdstuk Onderhoud. Zo voorkomt u dat het ap-
paraat u ontglipt, verzekert u een goede ventilatie
en ziet u meteen eventuele scheuren of beschadi-
gingen.
3. Controleer of alle waarschuwingsplaatjes en aanwij-
zingen op de lader en de batterijen intact en lees-
baar zijn. Figuur 2 toont het waarschuwingsplaatje
op de onderkant van de lader. Figuur 3 toont de
plaatjes op de onderkant van een batterij.
46
Uitsluiten voor
binnengebruik
Figuur 2 – plaats van waarschuwingsplaatje op lader
Figuur 3 – plaats van waarschuwingsplaatje op batterij
4. Kies een gepaste locatie voor de lader voordat u
hem gebruikt. Controleer het werkgebied op:
• Brandbare vloeistoffen, dampen of stof die kunnen
ontbranden. In aanwezigheid van deze stoffen mag
u niet aan de slag gaan voordat de bronnen geïdenti-
ficeerd en afgesloten werden. De batterijlader is niet
explosievast en kan vonken veroorzaken;
• een zuivere, vlakke, stabiele, droge plaats voor de
lader. Gebruik de machine niet op natte of vochtige
plaatsen;
• een aangepast temperatuurbereik. De temperatuur
van de lader en de batterij moet tussen 41°F (5°C) en
104°F (40°C) liggen voordat het laadproces start. Als
de temperatuur van een van beide onder het laden
buiten dat bereik valt, dan wordt het laadproces on-
derbroken tot de temperatuur van het betreffende on-
derdeel opnieuw binnen de opgegeven waarden valt;
• een aangepaste voedingsbron. Controleer of de stek-
ker in het gewenste stopcontact past;
• een goed geventileerde plaats. De lader vereist langs
alle kanten een vrije ruimte van minstens 4" ( 10 cm )
om zijn correcte bedrijfstemperatuur te behouden.
4" (102 mm)
Sleutelgatvormige
ophanggaten