De batterij ontlaadt te snel tijdens
het gebruik, het oplaadproces met
elektronische batterijlader is te snel
en na afloop geeft de batterij de jui-
ste spanning (circa 2,14V per leeg
element), maar blijkt niet gelijkmatig
geladen tijdens de test met densi-
meter
Na afloop van het oplaadproces met
elektronische batterijlader, geeft de
batterij niet de juiste spanning (circa
2,14V per leeg element) en blijkt niet
gelijkmatig geladen tijdens de test
met densimeter
Na afloop van het oplaadproces met
elektronische batterijlader, geeft de
batterij niet de juiste spanning (circa
2,14V per leeg element) en slechts
een of enkele elementen blijken ont-
laden tijdens de test met densimeter
De elektrolyt in de batterij is troebel
van kleur
• de reeds met zuur geladen, door de fabrikant
geleverde batterij is te lang opgeslagen gewe-
est alvorens voor de eerste keer opgeladen en
gebruikt te worden
• de batterij is niet op de batterijlader aange-
sloten
• de batterijlader en het stopcontact waarop hij
is aangesloten zijn niet onderling compatibel
• de batterijlader is niet correct geïnstalleerd
• de batterijlader werkt niet
• een of meer elementen zijn beschadigd
• de batterij is aan het eind van de door de fabri-
kant opgegeven laad-/ontlaadcycli
• de batterij is met een te hoge stroom opge-
laden
• de batterij is boven de door de fabrikant aan-
gegeven limiet opgeladen
NL
• als het opladen met normale batte-
rijlader niet doeltreffend is, moet een
dubbele oplading uitgevoerd worden,
bestaande uit:
- een langzame oplading met een duur
van 10 uur bij een stroom gelijk aan een
1/10 van de nominale capaciteit uitge-
drukt in 5 uur (vb.: voor een batterij van
100Ah(5) is de in te stellen stroom 10A,
gerealiseerd met een handmatige bat-
terijlader);
- pauze van een uur;
- laad op met een normale batterijlader.
• sluit de batterijlader op de connector
van de batterij aan
• controleer of de kenmerken van de
stroomvoorziening aangegeven op de
serienummerplaat van de batterijlader
conform die van het elektriciteitsnet zijn
• controleer, met het oog op de effec-
tieve spanning die bij het stopcontact
beschikbaar is, of de aansluitingen van
de primaire wikkeling van de transfor-
mator in de batterijlader correct zijn
(raadpleeg hiervoor de handleiding van
de batterijlader)
• controleer of er spanning bij de batte-
rijlader aankomt, of eventuele zekerin-
gen niet onderbroken zijn en of er stro-
om bij de batterij arriveert; probeer ook
met een andere gelijkrichter te laden:
als de batterijlader werkelijk niet werkt,
zich tot de Technische Service wenden
onder opgave van het serienummer
van de batterijlader
• vervang, indien mogelijk, de bescha-
digde elementen.
Bij 6V of 12V monoblokbatterijen, de
gehele batterij vervangen
• vervang de batterij
• vervang de batterij
• vervang de batterij
34