6. Dimensionering
Het putvolume is afhankelijk van het afvalwaterdebiet en de
capaciteit van de pomp.
Als de vloeistof gedurende langere tijd stilstaat, kunnen bezink-
sels in de put ontstaan. Daarom dient de pomp ten minste twee
keer per etmaal te worden ingeschakeld.
6.1 De pomp installeren
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de pomp voor het
installeren en inschakelen van de pomp.
De pomp moet voorzichtig worden neergelaten in
Voorzichtig
de put om schade aan de pomp en put te vermij-
den.
Waarschuwing
De hijsapparatuur die wordt gebruikt voor het hij-
sen van de pomp moet geschikt zijn voor het
gewicht van de pomp en zijn goedgekeurd en
worden onderhouden conform de lokale voor-
schriften.
Door Grundfos geleverde kettingen zijn voorzien
van aanduidingen voor maximale belasting en
productiedatum. De maximale belasting mag niet
worden overschreden.
Onderhoud moet worden uitgevoerd volgens de
lokale regelgeving.
Wij adviseren u door Grundfos geleverde kettin-
gen en schakels minimaal één keer per jaar te
controleren op haarscheurtjes, corrosie en
andere onregelmatigheden. Als er defecten wor-
den aangetroffen, vervangt u de ketting of de
schakels.
7. Pompregeling
Als de put is uitgerust met een via AUTO
N.B.
geregelde pomp, is een externe niveauregelaar
niet nodig.
Let op de volgende punten bij het installeren van de niveauscha-
kelaars:
•
Om aanzuiging van lucht en trillingen in de pomp te voorko-
men, dient de uitschakelniveauschakelaar zodanig te zijn aan-
gebracht, dat de pomp wordt uitgeschakeld voordat lucht de
pomp wordt ingezogen.
•
In geval van bedrijf met één pomp dient de inschakelni-
veauschakelaar zodanig te worden aangebracht dat de pomp
wordt ingeschakeld op het vereiste niveau; de pomp moet ech-
ter altijd worden ingeschakeld voordat het vloeistofniveau de
onderste rand van de onderste instroomleiding bereikt.
•
In geval van bedrijf met meerdere pompen dienen de inscha-
kelniveauschakelaars zodanig te worden aangebracht dat de
pomp wordt ingeschakeld voordat het vloeistofniveau de
onderste rand van de onderste instroomleiding bereikt.
•
De alarmschakelaar voor hoog niveau dient altijd ca. 100 mm
boven de inschakelniveauschakelaar te worden aangebracht;
het alarm dient echter wel altijd te worden gegeven voordat
het vloeistofniveau de instroomleiding bereikt.
Raadpleeg voor meer informatie de installatie- en bedieningsin-
structies van de gekozen pompregelaar.
7.1 In- en uitschakelniveaus
Het effectieve buffervolume in de pompput moet zodanig groot
zijn, dat de pomp het maximaal toegestane aantal inschakelingen
per uur niet overschrijdt. Zie de installatie- en bedieningsinstruc-
ties voor de pomp.
7.2 Het besturingssysteem installeren
Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor het besturingssy-
steem.
110
7.3 Het systeem voor niveauregeling installeren
7.3.1 Vlotterschakelaars
Als niveauschakelaars zijn geselecteerd, kunnen deze worden
bevestigd aan een buis die uit de put gehesen kan worden. Hier-
door kunnen de instellingen van de vlotterschakelaars gemakke-
lijk gewijzigd worden.
Merk op dat de onderste vlotterschakelaar (uit-
schakelen) de pomp moet uitschakelen voordat
N.B.
het niveau in de put daalt tot onder het minimum
niveau van de pomp. Zie de installatie- en bedie-
ningsinstructies voor de pomp.
A
B
Afb. 22 De vlotterschakelaars afstellen
A
B
C
Afstand B mag niet te groot zijn omdat anders de
ADAPT
Voorzichtig
vlotterschakelaar vast kan gaan zitten in andere
delen van de opstelling.
7.3.2 Druksensor
Als een druktransducer wordt gebruikt, installeert u deze in een
beschermende pijp om verontreiniging en afzettingen te voorko-
men.
7.3.3 Andere apparatuur voor niveauregeling
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de apparatuur.
8. Elektrische aansluiting en inschakeling van
het product
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van de pomp en het
besturingssysteem.
Waarschuwing
De elektrische aansluitingen dienen door een
erkend installateur te worden uitgevoerd, in over-
eenstemming met de lokale regelgeving.
Waarschuwing
De pomp of pompregelaar moet zijn verbonden
met een externe noodstop.
Als een stroomonderbreker wordt gebruikt als
noodstop, moet deze voldoen aan EN 60204-1,
10.8.4.
Waarschuwing
Voordat er werkzaamheden aan de pomp of klep-
pen worden verricht, dient u er zeker van te zijn
dat de zekeringen zijn verwijderd of dat de net-
schakelaar is uitgeschakeld.
Zorg dat de voedingsspanning niet per ongeluk
kan worden ingeschakeld.
Min. 300 mm
50 tot 100 mm
Deactiveringsniveau 110 mm
C