Controlelamp knippert: Storingen
smering motor (afb. 16.E). Leg de
motor onmiddellijk stil, controleer
het oliepeil, en contacteer een
erkende assistentiedienst.
Controlelamp aan: De opvangzak
of de achterste aflaatbeveiliging
ontbreekt (afb. 16.F) (enkel voor
modellen met opvang achteraan).
Controlelamp aan: bij draaiden
motor zijn er storingen bij het
opladen van de accu (afb. 16.G).
Controlelamp knippert vóór de start:
de accu is niet in staat om de motor
te starten. Contacteer een erkende
assistentiedienst (afb. 16.G).
Controlelamp aan: de transmissie is
in de "vrijstand" gesteld (afb. 16.H).
• Bedrijfsfuncties
Druk op de knop «MODE» om de
bedrijfsfuncties achtereenvolgens te bereiken.
Urenteller (afb. 16.I). Duidt het totaal
aantal bedrijfsuren van de motor aan.
Voltmeter (afb. 16.O). Duidt de
lading van de accu aan.
Urenteller (afb. 16.K) Duidt het
toerental van de motor aan in
numerieke waarden of in een reeks
sterretjes, die overeenstemmen met:
Weergegeven waarde:
< 1600
< 2500
> 2500
*
(**)
**
***
****
*****
******
OPMERKING Het knipperen duidt
aan dat het toerental van de motor niet
geschikt is om gras te maaien.
motor aan minimum
toerental
snelheid voor
verplaatsingen
snelheid om gras te maaien
motor aan minimum
toerental
snelheid voor
verplaatsingen
snelheid om gras te maaien
Klok (indien voorzien) (afb. 16.L) Duidt
het uur aan in de modus 24 uur/dag.
De regeling moet uitgevoerd worden met de
sleutel op «START», bij stilgelegde motor,
door de volgende procedure te volgen:
• Druk meerdere malen op de toets «MODE»
tot de icoon van de klok wordt weergegeven.
• Houd de toets «MODE» ingedrukt
tot de eerste twee cijfers (uur)
beginnen te knipperen.
• Druk op een van de zijdelingse toetsen
(afb. 16.K,L) om de waarde met één
eenheid te vergroten of te verkleinen.
• Druk op de toets «MODE» tot de andere twee
cijfers (minuten) beginnen te knipperen.
• Druk op één van de twee zijdelingse
toetsen om de waarden met één eenheid
te vergroten of de verkleinen.
• Druk op de toets «MODE» om
de instelling af te sluiten.
OPMERKING De klok wordt gevoed
door een bufferbatterij; wanneer deze
batterij leeg gaat, moet een erkende
assistentiedienst gecontacteerd worden.
• Geluidssignalen
Er zijn twee types geluidssignalen:
1. Continu
geluidssignaal:
2. Intermitterend
geluidssignaal:
5.18 DISPLAY TYPE "III" EN
GELUIDSSIGNALEN
Wanneer de sleutel op «START» wordt
gedraaid, lichten alle iconen gelijktijdig
en ongeveer een halve seconde lang
op (met een kort geluidssignaal) wat
aanduidt dat de werking correct is.
De iconen duiden achtereenvolgens
het volgende aan:
Icoon aan: snij-inrichtingen
gekoppeld (afb. 16.A).
NL - 15
• Activering van de
bescherming van de
elektronische kaart.
• De motor is langer dan
30 seconden stilgelegd
met de sleutel in de
stand «START».
• De opvangzak is vol.