INSTALLATIERUIMTE
De kamer waar het gastoestel wordt
geplaatst, moet voldoende verlucht wor-
den. Dit met het oog op het afvoeren
van de verbrandingsgassen.
De verse lucht moet rechtstreeks toestro-
men door een of meer ventilatieopenin-
gen in de buitenmuur met een gezamen-
lijke doorsnede van minstens 100 cm
Bij voorkeur gebruikt men openingen die
zich dicht bij het vloeroppervlak berin-
den, en tegenover de afvoer van de ver-
brandingsgassen zijn gelegen. De ope-
ningen moeten zodanig gemaakt zijn dat
ze niet kunnen verstoppen, niet aan de
binnenkant, noch aan de buitenkant.
Indien het niet mogelijk is van deze ope-
ningen te voorzien, kan men verluchting
vanuit een andere kamer aanbrengen,
indien dit geen slaapkamer noch andere
gevaarlijke kamer is. In laatste instantie
kan de keukendeur op een kier gezet
worden om te verluchten.
Als er een kast of afzuigkap boven het
komfoor hangt, dan moet de afstand tus-
sen het komfoor en de kast of afzuigkap
minstens 650 mm bedragen (afb. 7.8).
Dampkap voor
afzuiging
verbran-
dingsgassen
Opening voor
luchttoevoer
Afb. 7.8
De installateur dient de plaatselijk gel-
dende regelgeving m.b.t. de ventilatie
van het vertrek en de afvoer van ver-
brandingsproducten in acht te nemen.
Tijdens een intensief en langdurig
gebruik kan extra ventilatie nodig zijn,
bijvoorbeeld door een raam te openen
of door de afzuiginstallatie - indien
2
.
aanwezig - op een hogere vermogens-
stand te regelen.
AFVOER VAN DE
VERBRANINGSGASSEN
De afvoer van de verbrandingsgassen
van het gaskookvuur moet gebeuren via
een afzuigkap met externe uitgang, of
een afzuigkap met recirculatie.
Indien dit niet mogelijk is, kan men de
verbrandingsgassen afzuigen met een
elektrische ventilator.
Die moet dan wel een aangepast ver-
mogen hebben zodat de lucht in de
kamer zeker indien er voldoende ope-
ningen voor luchttoevoer aanwezig zijn.
(zie hoofdstuk Installatieruimte).
Elektrische ventilator
Afb. 7.9
voor afzuiging
Opening voor
luchttoevoer
43