Doe dit niet wanneer voorwerp kunnen
wegspringen die personen of dieren kunnen
verwonden of schade kunnen aanrichten.
b. Precisiesnijden (Recht afsnijden)
Houd de machine lichtjes schuin zodat de
onderkant van de draadhouder niet in aanraking
komt met het terrein en de snijlijn zich op het
gewenste punt bevindt, waarbij de snij-inrichting
altijd ver van de gebruiker gehouden wordt.
c. Maaien vlakbij omheiningen
/ funderingen
Nader met de draadhouder langzaam de
omheining, paaltjes, stenen, muren, enz.
zonder kracht toe te passen (afb. 18).
Wanneer de draad een omvangrijke
hindernis raakt kan hij breken of
verslijten; wanneer hij blijft steken in een
omheining, kan hij bruusk afknakken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs,
funderingen, muren, enz. een overmatige
slijtage van de draad veroorzaken.
d. Maaien rond bomen
Loop rond de boom van links naar rechts
en nader de stam langzaam om er niet
met de draad tegen te komen; houd de
draadhouder een beetje naar voren (Afb. 19).
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine
heesters kan doorsnijden of beschadigen en
dat het contact tussen de nylondraad en de
stam van heesters of bomen met een zachte
schors de plant ernstig kan beschadigen.
6.4.1.b
Mes met 3 punten,
4 punten en 8 punten
Begin te snijden bovenaan de begroeiing
en ga met het mes naar beneden, op
dusdanige wijze dat de taken in kleine
stukken gesneden worden (afb. 20).
6.4.1.c
Zaagmes (indien toegestaan)
Voor het gebruik van het zaagmes,
waar toegestaan, moet de bescherming
altijd gemonteerd zijn (hfdst. 4.4.2). Het
mes moet altijd goed scherp zijn om het
risico voor terugslag te beperken.
Voor het vellen van kleine bomen, moet
de valrichting van de boom voorzien worden,
rekening houdend met de windrichting.
Om een goed resultaat te bekomen bij het
vellen van kleine bomen, is het noodzakelijk
e snijden met een snelle beweging naar
de tak of de stam die men wilt snijden en
met de motor op het hoogste toerental.
Gebruik best de rechterzone van het mes
niet, omdat dit een hoog risico inhoudt
voor terugslag of stilvallen van het mes,
te wijten aan de draairichting (Afb. 21).
6.4.2 Afstelling van de lengte van de draad
van de draadhouder tijdens het werk
Deze machine is uitgerust met een draadhouder
met semi-automatische vrijgave van de draad.
De lengte van de draad van de
draadhouder moet afgesteld worden:
– wanneer de draad verslijt en korter wordt;
– wanneer men voelt dat de rotatie van
de motor groter is dan normaal;
– wanneer de werkzaamheid van
het maaien vermindert.
Om nieuwe draad vrij te geven:
• de draadhouder tegen de grond kloppen
(Afb. 22) cmet de versnellingshendel
helemaal ingedrukt;
• De draad wordt automatisch vrijgegeven
en de draadhouder (Afb. 27.A) snijdt
de niet benodigde lengte af.
6.5 SUGGESTIES VOOR HET GEBRUIK
Men raadt aan, tijdens het gebruik het gras
dat zich rond de machine wikkelt, regelmatig
te verwijderen, om de oververhitting van
de motor te vermijden (Afb. 1.A), die te
wijten zou zijn aan het gras dat onder de
beveiliging van de snij-inrichting verklemd
geraakt (Afb. 1.E.1, Afb. 1.E.2).
Ga als volgt te werk:
– de machine stopzetten (par. 6.6);
– haal de kap van de bougie (Afb. 14.H);
– stevige werkhandschoenen dragen;
– het gras verwijderen met een
schroevendraaier, om ervoor te zorgen
dat de motor correct afgekoeld wordt.
OPMERKING Gedurende de eerste 6-8
werkuren van de machine, wordt vermeden
de hoogste toerentallen te gebruiken.
6.6 STOPPEN
Om de machine te stoppen:
• laat de versnellingshendel los (Afb. 14.B) en
laat de motor gedurende enkele seconden
aan het minimumtoerental draaien;
• breng de schakelaar (Afb. 14.A)
naar de stand «O»;
• wachten tot de snij-inrichting stilvalt.
NL - 13