11.
Plan uw werkzaamheden. Elke keer wanneer u
de instelling voor de schuine hoek of verstek-
hoek, verzekert u zich ervan dat de verstelbare
geleider correct is afgesteld om het werkstuk
te steunen en tevens het zaagblad of bescher-
mingssysteem niet raakt tijdens gebruik. Zonder
het gereedschap in te schakelen en zonder een
werkstuk op de tafel, beweegt u het zaagblad langs
een volledige, gesimuleerde zaagsnede om er
zeker van te zijn dat het zaagblad niets raakt en er
geen gevaar is dat in de geleider wordt gezaagd.
12. Zorg voor voldoende ondersteuning, zoals
tafelverlengingen, zaagbokken, enz. voor
een werkstuk dat breder of langer is dan het
bovenoppervlak van de tafel. Werkstukken die
breder of langer zijn dan de verstekzaagtafel, kun-
nen kantelen als ze niet goed worden ondersteunt.
Als het afgezaagde deel of het werkstuk kantelt,
kan het de onderste beschermkap optillen of wor-
den weggeworpen door het draaiende zaagblad.
13. Gebruik niet een andere persoon als vervanging
van een tafelverlenging of als extra ondersteuning.
Een instabiele ondersteuning van het werkstuk kan
ertoe leiden dat het zaagblad vastloopt of het werkstuk
verschuift tijdens het zagen, waardoor u en de helper
in het draaiende zaagblad worden getrokken.
14. Het afgezaagde deel van het werkstuk mag op
geen enkele wijze tegen het draaiende zaagblad
bekneld raken of gedrukt worden. Indien opge-
sloten, d.w.z. bij gebruik van lengteaanslagen, kan
het afgezaagde deel tegen het zaagblad bekneld
raken en met kracht weggeworpen worden.
15. Gebruik altijd een klem of een bevestigingsme-
thode die bedoeld is om ronde werkstukken,
zoals een staaf of buis, te ondersteunen. Staven
neigen te verrollen tijdens het zagen, waardoor
het zaagblad zich 'vastbijt' en het werkstuk met uw
hand in het zaagblad wordt getrokken.
16. Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt. Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
17. Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, schakelt u de
verstekzaag uit. Wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand zijn gekomen en trek de stekker uit het
stopcontact en/of verwijder de accu. Verwijder daarna
het vastgelopen materiaal. Als u blijft zagen met een
vastgelopen zaagblad, kunt u de controle over de verstek-
zaag verliezen of deze beschadigen.
18. Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u
de schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag
gedrukt houden en wacht u tot het zaagblad
stilstaat voordat u het afgezaagde deel verwij-
dert. Het is gevaarlijk om met uw hand in de buurt
van het nalopende zaagblad te reiken.
19. Houd het handvat stevig vast bij het maken van een
onvolledige zaagsnede en bij het loslaten van de
schakelaar voordat de zaagkop helemaal omlaag
is geduwd. Door het remeffect van het zaagblad kan
ertoe leiden dat de zaagkop plotseling omlaag getrok-
ken wordt, waardoor een kans op letsel ontstaat.
20. Gebruik uitsluitend een zaagblad met een dia-
meter zoals aangegeven op het gereedschap of
vermeld in de gebruiksaanwijzing. Het gebruik van
een zaagblad met een verkeerde afmeting, kan een
goede bescherming of werking van het zaagblad ver-
hinderen, wat kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel.
21. Gebruik altijd een zaagblad dat is gemarkeerd
met een toerental dat gelijk is aan of hoger is
dan het toerental dat is aangegeven op het
gereedschap.
22. Gebruik de zaag niet voor het zagen van iets
anders dan hout, aluminium of soortgelijke
materialen.
23. (Alleen voor Europese landen)
Gebruik altijd een zaagblad dat voldoet aan
EN847-1.
Aanvullende instructies
1.
Houd de werkplaats kinderveilig met
hangsloten.
2.
Ga nooit op het gereedschap staan. Er kan
ernstig letsel ontstaan als het gereedschap omvalt
of als het snij-/zaaggarnituur per ongeluk wordt
aangeraakt.
3.
Laat het gereedschap nooit ingeschakeld
achter. Schakel de voeding uit. Laat het
gereedschap niet achter totdat het volledig tot
stilstand is gekomen.
4.
Gebruik de zaag niet zonder dat de
beschermkappen zijn aangebracht. Controleer
vóór elk gebruik of de beschermkap goed sluit.
Gebruik de zaag niet indien de beschermkap
niet goed beweegt en niet snel over het zaag-
blad sluit. Klem of bind de beschermkap nooit
in de geopende stand vast.
5.
Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Voorkom contact met het nog nadraaiende
zaagblad. Het kan nog steeds ernstig letsel
veroorzaken.
6.
Om de kans op letsel te verkleinen, schuift u
de slede terug naar zijn achterste stand na elke
afkortzaagsnede.
7.
Zet alle bewegende onderdelen vast alvorens
het gereedschap te dragen.
8.
De aanslagpen of aanslaghendel die de
zaagkop in de onderste stand vergrendelt,
wordt alleen gebruikt voor het dragen en
opbergen van het gereedschap en niet voor
zaagbedieningen.
9.
Controleer vóór het gebruik het zaagblad
zorgvuldig op barsten of beschadiging.
Vervang een gebarsten of beschadigd zaag-
blad onmiddellijk. Gom of hars dat op het
zaagblad is opgedroogd vertraagt het zaag-
blad en verhoogt de kans op terugslag. Houd
het zaagblad schoon door dit eerst van het
gereedschap te demonteren en het vervolgens
schoon te maken met een schoonmaakmiddel
voor gom en hars, heet water of kerosine.
Gebruik nooit benzine om het zaagblad
schoon te maken.
10. Tijdens het uitvoeren van schuivend
zagen, kan een TERUGSLAG optreden. Een
TERUGSLAG treedt op wanneer het zaagblad
vastloopt in het werkstuk tijdens het zagen en
et zaagblad snel in de richting van de gebrui-
ker wordt bewogen. Dit kan leiden tot verlies
van controle over het gereedschap en ernstig
persoonlijk letsel. Wanneer het zaagblad
begint vast te lopen tijdens het zagen, zaagt u
niet verder maar laat u de schakelaar onmid-
dellijk los.
112 NEDERLANDS