GEBRUIKSAANWIJZING VOSS.FARMING SUNNY 200
6. Verbind de rode kabel met de omheiningsaansluiting (3) van het schrikdraadapparaat en plaats
de moer terug op de omheiningsaansluiting (3). Draai de moer stevig aan.
7. Verbind het andere eind met de omheining.
Het schrikdraadapparaat is aangesloten op de afrastering.
7.4
DE JUISTE AARDING
WA AR SCHU W IN G VOO R E LE KTRI SC HE SPANNINGEN
»
Volg voor aarding de veiligheidsvoorschriften voor locatie en installatie (zie
hoofdstuk 2.2).
»
Houd een afstand van 10 m tot andere geaarde systemen (bijv. de beschermende
aarde van het elektriciteitsnet of de aarde van een telecommunicatiesysteem).
»
Zorg ervoor dat de aarding niet toegankelijk is voor dieren of andere personen
om mogelijke schade te voorkomen. De aarding moet echter toegankelijk zijn
voor eventueel onderhoud.
Een goede aarding van de afrastering is uiterst belangrijk. Als u voor een optimale aarding zorgt,
zal het schrikdraadapparaat zijn volle vermogen bereiken en zult u de best mogelijke veiligheid
aan de afrastering bereiken.
∙
Kies indien mogelijk een vochtige en begroeide plek voor de aarding.
∙
Verzinkte metalen palen met een minimumlengte van 75 cm (bijv. art. nr. 44219) dienen als
aardpennen.
∙
Plaats bij droge grond en lange afrasteringen extra aardpennen op een afstand van ongeveer 2
- 3 m van elkaar om de aarding te verbeteren. Wij bevelen art. nr. 33615 aan als verbindingskabel
tussen de aardpennen.
Tip over de jui ste afstand
Het volgende is van toepassing: Lengte van de aardpen + lengte van de tweede aardpen
= min. afstand tussen de twee aardpennen (bijv.: Aardpen 1 (0,75 m) + aardpen 2 (1,5 m) =
min. 2,25 m afstand tussen beide aardpennen)
7.5
OPBOUW VAN DE AFRASTERING
Naast een correcte aarding hebt u voor de ideale elektrische afrastering ook geschikt
geleidermateriaal en isolatoren nodig. Geleidermateriaal heeft een lage elektrische weerstand,
waardoor de stroom beter kan vloeien. Isolatoren hebben een hoge elektrische weerstand en
worden gebruikt om het geleidermateriaal vast te houden of te geleiden. Laat u adviseren om te
weten te komen welke producten geschikt zijn voor uw doeleinden.
Om een betere geleiding van uw afrasteringssysteem te garanderen, dient u de volgende punten
in acht te nemen:
∙
Houd uw omheining te allen tijde vrij van begroeiing. Laat uw afrastering niet door heggen lopen
en voorkom dat takken of struiken het stroomcircuit afsluiten. Overbegroeiing vermindert de
spanning van uw afrastering en de gewenste impulssterkte is misschien niet meer sterk genoeg.
∙
Zorg ervoor dat het geleidermateriaal van uw omheining de grond niet raakt, bijv. omdat het
doorhangt.
∙
Gebruik afrasteringspalen alleen met isolatoren, om het geleidermateriaal te isoleren van de
paal en de aarde. Zo voorkomt u dat er spanning verloren gaat en zorgt u ervoor dat de gewenste
stroomsterkte door het geleidermateriaal van uw afrastering loopt.
Info
Het is niet nodig dat u een gesloten omheining bouwt. U kunt de afrastering beëindigen
zoals u wilt.
42082 - 01.2022 - V5
DE
EN
FR
IT
NL
NL
SV
ES
91