Controlelampje reinigingsmiddel 1
brandt (alleen HDS 12/18)
– Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
Controlelampje reinigingsmiddel 2
brandt (alleen HDS 12/18)
– Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
Apparaat draait niet
– Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding
controleren.
Apparaat bouwt geen druk meer op
– Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Bij geopende handspuitpistool het ap-
paraat met de apparaatschakelaar
meermaals in- en uitschakelen.
Druk-/volumeregeling van de pom-
peenheid bij een geopend handspuitpi-
stool open- en dichtdraaien.
Instructie: Door het demonteren van de
hogedrukslang van de hogedrukaansluiting
wordt het ontluchten versneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg
is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
– Druk is ingesteld op „MIN"
Druk op „MAX" stellen.
– Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
– Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren
(zie Technische gegevens).
Apparaat lekt, water drupt onderaan
uit het apparaat
– Pomp ondicht
Instructie: Toegelaten zijn 3 druppels/mi-
nuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat
door de klantendienst laten controleren.
Apparaat schakelt constant in en uit
bij een gesloten handspuitpistool
– Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op
dichtheid controleren.
Apparaat zuigt geen
reinigingsmiddel aan
Apparaat bij een geopend reinigings-
middel-doseerapparaat en een geslo-
ten watertoevoer laten draaien tot het
vlotterreservoir leeggezogen en de druk
tot „0" gedaald is.
Watertoevoer opnieuw openen.
Indien de pomp nog steeds geen reini-
gingsmiddel aanzuigt, kan dat de volgende
oorzaken hebben:
– Filter in de reinigingsmiddel-zuigslang
verontreinigd
Filter reinigen.
– Terugslagklep vastgekleefd
Reinigingsmiddelslang verwijderen en
terugslagklep met een stomp voorwerp
lossen.
Brander ontsteekt
– Fles systeemonderhoud is leeg.
Systeemonderhoud vullen.
– Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
– Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoer-
leidingen controleren.
Zeef in de watertekortbeveiliging reini-
gen.
– Brandstoffilter verontreinigd
Brandstoffilter vervangen.
– Geen ontstekingsvonk
Indien bij de werking door het kijkglas
geen ontstekingsvonk zichtbaar is,
moet het apparaat door de klanten-
dienst gecontroleerd worden.
NL
– 12
87