_RV-16.book Seite 87 Freitag, 13. April 2007 2:33 14
PerfectView CAM16
7.4
Kabels aanleggen
Waarschuwing!
Controleer voor het boren of er geen elektrische kabels of andere delen van
het voertuig door boren, zagen en vijlen beschadigd kunnen raken.
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk originele
doorvoeren of andere doorvoermogelijkheden, zoals b. v. bekledingsranden,
ventilatieroosters of blinde schakelaars. Als er geen rubberstop aanwezig is,
maak dan een boring van ca. Ø 13 mm en breng een kabeldoorvoertule aan.
Niet vakkundig aanleggen of verbinden van kabels leidt steeds weer
tot storingen of beschadigingen van onderdelen. Het correct aanleggen en
verbinden van kabels is een voorwaarde voor een duurzame en storingsvrije
werking van de later aangebouwde componenten.
Neem daarom de volgende instructies in acht:
Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, want daar zijn ze beter
beschermd dan buiten op het voertuig.
Als u de kabels desondanks buiten op het voertuig aanlegt, let dan op een veilige
bevestiging (door extra kabelbinders, isolatieband etc.).
Houd bij het aanleggen van de kabels altijd voldoende afstand met hete
en bewegende voertuigonderdelen (uitlaatpijpen, aandrijfassen, dynamo,
ventilatoren, verwarming etc.) om beschadigingen aan de kabel te vermijden.
Omwikkel de stekkerverbindingen van de verbindingskabels ter bescherming tegen
het indringen van water en elke verbinding aan een kabel (ook in het voertuig) met
een goede isolatieband (d B, pagina 8). Het best geschikt is zelfhardend
afdichtingsband, b. v. van 3M.
Let er bij het leggen van de kabels op dat deze
–
niet te zeer worden geknikt of verdraaid,
–
niet langs randen schuren,
–
niet zonder bescherming door openingen met scherpe kanten worden gelegd
(3, pagina 4).
Bevestig de kabel veilig in het voertuig met kabelbinders, isolatieband of door
vastplakken met lijm, om verstrikken (gevaar om te vallen) te vermijden.
Bescherm iedere doorvoer aan de buitenkant van de carrosserie d.m.v. geschikte
maatregelen tegen het binnendringen van water, b. v. door de kabel met
afdichtingspasta aan te brengen en door de kabel en de doorvoertule in te spuiten
met afdichtingspasta.
Begin met het afdichten van de doorvoeren pas, nadat alle
instelwerkzaamheden aan de camera zijn afgesloten en de benodigde lengtes
van de aansluitkabels vastliggen.
All manuals and user guides at all-guides.com
Achteruitrijvideocamera monteren
87