De leidingen moeten zo gebouwd worden dat ze de
maximum-bedrijfsdruk van de pomp kunnen verdragen.
Het wordt aanbevolen om aan de perszijde, vóór de terugslagklep en de afsluiter,
ook een manometer te installeren.
Geschikte steunen gebruiken voor de zuig- en persleidingen, om te voorkomen
dat de flenzen van de pomp te veel belast worden.
Als de pomp zodanig geïnstalleerd is dat het vloeistofniveau lager ligt dan de
pomp en een open circuit voedt, is het noodzakelijk om aan het uiteinde van de
zuigleiding een voetklep te installeren. In dit geval is het raadzaam een leiding te
gebruiken om aan te sluiten op de pomp.
LET OP!
Controleren of de som van het hoogteverschil water /
aanzuigdoorsnede en de weerstandsverliezen in de
zuigleiding lager is dan het zuigvermogen van de pomp. Ook
de temperatuur van het water en de hoogte hebben een
negative invloed op het zuigvermogen van de pomp. Als de
som van de verschillende factoren die het zuigvermogen
negatief beïnvloeden hoger is dan het zuigvermogen van de
pomp zelf, is er sprake van het cavitatie-fenomeen waardoor
de hydraulische prestaties in gevaar worden gebracht en
enkele belangrijke delen van de pomp worden beschadigd.
Specifieke informatie over hoe u kunt controleren of de pomp
wel of niet in cavitatie functioneert, zijn te vinden in hfdst. 15.4.
8.3 KRACHT EN AANHAALMOMENT VAN DE FLENZEN
Aanhaalmoment van de flenzen
Flens
Modellen
DN
3
EVMSN
(L)
F
25
5
EVMSN
(L)
F
32
10
EVMSN
(L)
F
40
Toelaatbare flens druk
Flens
Modellen
DN
3
EVMSN
(L)
F
25
5
EVMSN
(L)
F
32
10
EVMSN
(L)
F
40
Toelaatbare flens kracht
Flens
Modellen
DN
3
EVMSN
(L)
F
25
5
EVMSN
(L)
F
32
10
EVMSN
(L)
F
40
9. ELEKTRISCHE AANSLUITING
− DE ELEKTRISCHE AANSLUITING MOET WORDEN UITGEVOERD DOOR
EEN GEKWALIFICEERDE TECHNICUS.
− HET WORDT AANBEVOLEN, ZOWEL VOOR DE DRIEFASIGE VERSIE
ALS VOOR DE ÉÉNFASIGE VERSIE, EEN HOOGGEVOELIGE
Schroef aant.
Aanhaalmoment
Schroef
[Nm]
M12
4
50
M16
4
70
M16
4
70
Kracht X
Kracht Y
Kracht Z
[N]
[N]
[N]
230
200
180
270
230
210
370
330
300
Moment X
Moment Y
Moment Z
[Nm]
[Nm]
[Nm]
190
240
160
230
280
190
310
390
270
[-B-]
AARDLEKSCHAKELAAR IN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE TE
INSTALLEREN (0,03 A).
De voeding van de elektrische pomp zonder stekker
LET OP!
gebeurt door een blijvende aansluiting te maken met het
schakelbord, uitgerust met een schakelaar, zekeringen en
thermische schakelaar geijkt op de stroomsterkte
opgenomen door de elektrische pomp.
Het netwerk moet beschikken over een efficiënte
aardingsinstallatie volgens de bestaande elektrische
normen in het land: deze verantwoordelijkheid wordt
gedragen door de installateur.
In geval van elektrische pompen zonder
stroomtoevoerkabel, een kabel aanschaffen die voldoet
aan de geldende normen in het eigen land en met de juiste
doorsnede op grond van de lengte, het geïnstalleerde
vermogen en de netspanning.
Indien aanwezig, dient de stekker van de éénfasige versie
te worden aangesloten op het elektrische netwerk in een
interne omgeving, ver van besproeiing, waterstralen of
regen, en op zodanige wijze dat de stekker toegankelijk is.
De pompen zijn niet voorzien van interne motorbescher-
ming, dus de bescherming tegen overbelasting dient door
de gebruiker te worden uitgevoerd. Van 1,5 kW tot 7,5 kW
is de motor uitgerust met een PTC. Het is raadzaam om de
beveiliging aan te sluiten op een printplaat.
TIJDENS HET AANSLUITEN ABSOLUUT VERMIJDEN DAT DE AANSLUITKAST
OF DE MOTOR NAT OF VOCHTIG RAKEN.
– Voor de driefasige versie, na het aansluiten van de stroomtoevoerkabel van
het ster-type of van het driehoeks-type op de aansluitkast, en de elektrische
pomp bekijkend vanaf de motorkant, controleren of de koelventilator in de
richting van de pijlsticker op de ventilatordeksel draait. In het geval hij
keerd mocht draaien, twee van de drie draden in het klemmenbord van de
motor omdraaien.
ELEKTRISCHE EVMSN
Alvorens over te gaan tot het uitvoeren van de aansluiting, controleren of de
spanning en de frequentie van het netwerk overeenkomen met die van de motor,
die kunnen worden afgelezen van het typeplaatje. Tussen het netwerk en de elek-
trische pomp moet een bedieningsbord worden aangebracht met de volgende in-
richtingen (indien niet anders gespecificeerd door lokale normen):
-
schakelaar met openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm;
-
beveilingsinrichting tegen kortsluiting (zekeringen of thermische schakelaar);
-
hooggevoelige aardlekschakelaar (0,03 A);
-
aanbevolen wordt een beveiligingsinrichting tegen droog functioneren, aan te
sluiten op een drijver, op sondes of op een ander gelijkwaardig apparaat.
Eerst de beschermende geleider aansluiten op de PE-klem, het verlaten van het
langere snoer, zodat het de laatste is die loslaat in geval accidentele breuk.
Als de aansluitkast zich in een onhandige positie bevindt voor de aansluiting van
de kabel, is het mogelijk de plaatsing ervan te wijzigen door de motor 90° of 180°
of 270° te draaien. Hiervoor moeten de 4 bouten voor de bevestiging van de motor
op de motorsteun verwijderd worden en moet de motor net voldoende geheven
worden dat de rotatie mogelijk is, zonder de koppeling van de motoras en die van
de pomp te verwijderen. De 4 schroeven vervolgens weer vastdraaien.
10. HET VULLEN VAN DE POMP
LET OP!
De pomp niet in werking stellen voordat deze is
aangesloten en geïnstalleerd in haar definitieve positie
voor gebruik; handeling uit te voeren met volledig gesloten
elektrisch klemmenbord van de motor
De pomp en de zuigleiding moeten met water gevuld worden. Zoals reeds
gespecificeerd, veroorzaakt het activeren van de pomp zonder water automatisch
ernstige schade aan bepaalde interne onderdelen van de pomp.
Het vullen uitvoeren met gesloten aansluitkast en na het loskoppelen van de
stroomvoorziening.
NL
ver-
[-C-]
51